[26 maart 1988 - Nummer 12]
Ter zake
Diny Schouten
‘Tot ontsteltenis van de huidige directie van uitgeverij Hollandia blijkt een aantal edities van de boeken Gezworen kameraden, Exodus, Armageddon en Trinity in verkorte vorm te zijn gepubliceerd. De verkortingen werden destijds aangebracht zonder toestemming van de auteur. Leon Uris, en hebben zijn boodschap geweld aangedaan,’ liet de nieuwe directeur mr. T. Muntinga vorige week per advertentie in De Telegraaf en NRC Handelsblad weten. Omdat Hollandia het als haar plicht beschouwt de gemaakte fouten te herstellen, wordt een ieder die in het bezit is van een verkorte editie de gelegenheid geboden die om te ruilen voor een complete vertaling - tegen een vergoeding van f 7,50 voor de gemaakte verzendkosten. De Telegraaf maakte in een artikel melding van de ‘onvergeeflijke blunder’ van uitgeverij Hollandia, die de kopers van Gezworen kameraden (uit 1954) minimaal vijftig pagina's tekst zou hebben onthouden. Het ontbreken van toestemming daarvoor had Uris in woede doen ontsteken toen Muntinga hem vorige herfst een bezoek bracht in New York. Muntinga verwijst voor de vraag naar de toedracht slechts naar zijn persbericht en de advertentie. De kwestie wordt intrigerend als andere publieksboeken-uitgeverijen (De Boekerij, Sijthoff, Luitingh) het niet ongewoon blijken te vinden dat dikke Amerikaanse bestsellers enigszins aangepast worden aan de behoeften van de Nederlandse markt, waarvoor - in een soort stilzwijgende overeenkomst met de oorspronkelijke uitgever - lang niet altijd toestemming wordt gevraagd. De kostbare operatie van Hollandia wordt nog intrigerender als de vertaalster van Exodus en Gezworen kameraden, mevrouw Henny de Wit-Boonacker, wordt benaderd. Haar echtgenoot, die optreedt als woordvoerder,
verklaart dat er geen sprake is geweest van bekortingen: ‘Een vertaling kan in principe nóóit precies weergeven wat er staat, maar in dit geval kun je zeggen dat er eigenlijk niets bekort is. Alles wat mijn vrouw heeft veranderd is een enkel lelijk woord als godverdomme, waar ze op verzoek van de uitgeverij verdikkie van heeft gemaakt. En noch Uris, noch uitgeverij Doubleday kunnen over de exploitatie van zijn boeken iets te klagen hebben. Het zijn, hier fabuleuze bestsellers geweest. Als ze bekort zijn, dan heeft de auteur er geen schade aan geleden.’
Een erfenis die Martin Mooij achterliet bij de Rotterdamse Kunststichting, nadat zijn organisatie van het jaarlijkse Rotterdamse poëziefestival Poetry International (met subsidie van WVC) zelfstandig werd, was een uitgeverij. Als Mooijs opvolger voor de afdeling letteren trok de Rotterdamse Kunststichting inmiddels Michaël Zeeman aan, die dat gedeelte van de nalatenschap niet aanvaardde. Het betekent het einde van de Sonde-reeks, waarin debuten verschenen van Rotterdamse schrijvers, en WAR, wat staat voor Werkgroep Arbeidersliteratuur Rotterdam. Zeeman vond gehoor voor zijn argument dat de Rotterdamse Kunststichting niet over het distributie-apparaat beschikt om een uitgeverij te kunnen zijn. ‘Als de Rotterdamse Kunststichting boekuitgaven wil stimuleren is het veel beter om dat te doen via bestaande uitgeverijen. Je moet alleen boeken uitgeven als je daarvoor ook het publiek kunt bereiken,’ licht Zeeman toe. ‘In geval van moeilijke publikaties kun je beter het tekort subsidiëren dat een reguliere uitgever eraan heeft, dan kom je op een veel lager bedrag uit dan wanneer je het zelf gaat produceren.’ Het magazijn vol onverkochte exemplaren dat Zeeman aantrof, wordt naar alle waarschijnlijkheid opgeruimd. ‘Spijtig,’ vindt Martin Mooij: ‘We hebben Sonde in 1970 opgericht en ik denk dat we er wel iets mee gedaan hebben, er zijn zestig tot zeventig deeltjes in verschenen, maar ik kan mijn opvolger natuurlijk niet verplichten om ermee door te gaan.’ WAR, verantwoordelijk voor een onregelmatig verschijnend tijdschrift over minderheden en een serie tweetalige kinderboeken voor buitenlandse kinderen, had een zelfstandige redactie, gecoördineerd door ‘arbeider-schrijver’
Wim de Vries. Ook De Vries vindt de opheffing ‘sneu’: ‘We hebben er erg hard voor gewerkt. De kopij voor ons China-nummer lag klaar, maar op onze aanvraag om subsidie daarvoor hebben we zelfs geen antwoord gekregen. Dat er subsidie bij moest, is logisch, want we richten ons op een publiek van arbeiders en minderheden, die nog eerder een kerk indurven dan een boekhandel. Als arbeider word je misschien achterdochtig omdat je altijd de klos bent, maar je ziet er toch weer aan dat de kloof tussen arm en rijk weer net zo groot is geworden als in de jaren dertig: voor werkmensen is er geen geld.’
De Geertjan Lubberhuizenprijs, groot f 10.000,-, gaat naar het prozadebuut van Benno Bantard. Barnards Uitgesteld paradijs is echter niet een boek dat het soort Graham Greene-proza biedt, dat de initiator van de prijs. Marren Toonder, zo graag wil stimuleren. Juryvoorzitter Rudolf Geel erkent dat de jury - waarin zitting hadden Renate Dorrestein, Marga Kool, Hugo Raes en vorige prijswinnaar Rudi van Dantzig - een keuze heeft gedaan die in strijd is met de statuten, waarin de aanwezigheid van een ‘verhaallijn’, een plot en een ‘ontwikkeling’ als voorwaarde voor bekroning gesteld wordt. Barnards boek bestaat uit eerder als Brusselse bijdragen in Maatstaf gepubliceerde beschouwelijke stukken, waarin met de beste jurybedoelingen geen plot is aan te wijzen. ‘De jury vond unaniem dat dit boek zich in literaire kwaliteit dusdanig onderscheidde van andere debuten, dat het de prijs verdiende,’ verklaart Geel desgevraagd. Op de exacte verschillen met zo'n dertig andere debutanten (onder wie Ton Anbeek, Kristien Hemmerechts, Frans Delissen, Rien Broere, Martin Schouten, Bril en Van Weelden) belooft Geel in zijn juryrapport nader in te gaan.
De firma Winstgevend schrijven geeft élke cursist die het lespakket Verhalen schrijven, respectievelijk Commercieel schrijven bestelt (prijzen van f 865,- en f 1045,-, naar wens te betalen in vierentwintig maandelijkse termijnen), de garantie dat het lesgeld wordt vergoed ‘als u niet minstens hetzelfde bedrag met schrijven terugverdient. Lukt dat niet, dan hebben wíj gefaald, niet u,’ verzekert de directeur, Han Snel. Tweehonderd cursisten laten zich jaarlijks inschrijven, leert het informatieboekje: ‘Uit ervaring weten we dat zij, die behalve dit boekje ook de cursus laten komen, over voldoende talent beschikken om te leren schrijven wat ze willen schrijven.’ Talent blijkt ‘een rekbaar begrip’ te zijn, verklaart de copywriter, die een even ruim standpunt lijkt in te nemen tegenover stijl en literair-historische kennis waar hij Simon Vestdijk gebruikt als testimonial voorde stelling dat men tot op hoge leeftijd schrijven kan: ‘Simon Vestdijk, waarvan gezegd wordt dat hij sneller kon schrijven dan een normaal mens kon lezen, antwoordde toen men hem vroeg of hij niet moe werd van al dat geschrijf: “Och, ik doe het zittend.”’ De ‘bekende Nederlandse romanschrijvers’ van wie verzekerd wordt dat ze aan de cursus verbonden zijn ‘wensen als medewerker anoniem te blijven’. Bij het secretariaat, gevestigd in Papendrecht, kunnen jammer genoeg geen informaties ingewonnen worden: de op papier als ‘cursusleider’ voorgestelde Cock Geelen, verricht naar eigen zeggen slechts wat administratieve hand- en spandiensten, in de avonduren. Voor directeur Han Snel, die zich in Sussex teruggetrokken heeft van zijn reclamebedrijf Hansnel Reclamemakers, is het nakijken van het
ingezonden huiswerk meer een hobby: ‘Net als voor veel cursisten trouwens.’ De bij het lespakket beloofde perskaart, waarvan Snel onmiddellijk toegeeft dat die geen enkele officiële status bezit, is dan ook bedoeld voor ‘de enkele brutale’ onder zijn cursisten: ‘In de praktijk zal er niet zo gek veel gebruik van worden gemaakt. Ach, u moet het allemaal zien als een aardigheidje. Voor de meesten gaat het erom dat ze wat zelfvertrouwen krijgen.’