Den Haag Vandaag op bezoek bij Cornelis Musch
Historische roman van A. Alberts
Een venster op het buitenhof door A. Alberts Uitgever: G.A. van Oorschot, 149 p., f 26,50
Wim Vogel
Elisabeth Musch, de roman die Jacob van Lennep in 1850 publiceerde, bleek niet zo historisch te zijn als de auteur meende. Verkeerd geïnformeerd door de ‘onfeilbare’ Bilderdijk maakte Van Lennep van zijn heldin, de kleindochter van Jacob Cats, een deugdzame en nobele vrouw, een tragisch slachtoffer van zeventiende-eeuwse hofintriges. Robert Fruin verweet hem dan ook dat hij ‘eene halve heilige had gemaakt van eene vrouw, aan wie de Haagsche chronique scandaleuse van dien tijd niets zoozeer als lichtzinnige, ergerlijke wulpschheid en schromelijke ontrouw aan haar echtgenoot te laste legde(...)’; Wan Lennep gaf toe dat hij niet voldoende materiaal bestudeerd had en Elisabeth Musch, zijn laatste historische roman, werd vergeten.
In Een venster op het Buitenhof, een historische roman van A. Alberts, revancheert deze vrouw zich. Honderdvijftig bladzijden lang vertelt zij het levensvertiaal van haar vader Cornelisch Musch (1592-1650), vertrouweling van Frederik Hendrik en van de jonge stadhouder Willem II, griffier van de Staten-Generaal en zo corrupt en omkoopbaar als een voetbalmakelaar. Door zijn geschiedenis te vertellen, maakt zij ook de balans van haar eigen leven op. Uit de informatie die Alberts verstrekt, minimaal zoals zijn gewoonte is, komt het portret naar voren van een doortastende, cynische en dus tragische vrouw die met alles en iedereen speelde en die alle spelletjes verloor. Haar vader pleegde zelfmoord, haar man eindigt op het schavot, zij zelf kwijnt weg op een kasteeltje ergens in de Franse provincie. Haar blijft weinig anders over dan haar testament te maken.
De geschiedenis van haar vader die zij aan haar notaris vertelt is tragisch en amusant. Het laatste vooral door de lichte, terloopse toon, zo kenmerkend voor het proza van Alberts; het eerste doordat de macht, het aanzien en het geld dat Musch weet te verwerven als ooit het vrouwtje van Piggelmee, door de plotselinge dood van Willem II, zijn beschermheer, niets waard blijken te zijn. De Staten-Generaal willen afrekenen met de corrupte ambtenaar die Musch in hart en nieren was. Zijn zelfmoord redt hem van het schavot.
Van Simon Vestdijk is de opmerking dat schrijvers van historische romans willen zij het luilekkerland betreden dat het verleden voor hen kennelijk is, ook van de rijst moeten houden, van de talloze feitjes, details en gebeurtenissen die de essentie van dat verleden verduisteren. Nu verdenk ik Alberts er niet van niet van rijst te houden. Het gemak waarmee hij figuren als Jacob Cats, Constantijn Huygens en Willem II typeert, niet door hen uitvoerig te beschrijven, dat doen ze zelf wel door hun optreden, dat gemak verraadt inlevingsvermogen en een grote kennis van zaken. Maar, en dat vind ik het aardige van deze vertelling, die hele anekdotische geschiedenis van die corrupte Hollandse ambtenaar uit het midden van de zeventiende eeuw zou mij gestolen kunnen worden als Alberts ook nog niet iets anders zou beogen en wel een persiflage op de Haagse politiek uit onze jaren.
A. Alberts
BERT NIENHUIS