[5 maart 1988 - Nummer 9]
Ter zake
Diny Schouten
Het overduidelijke ‘Van Dis-effect’ op de verkoop van boeken, doet uitgevers meer dan ooit verlangen naar televisiezendtijd. CPNB-directeur Henk Kraima kan er als beheerder van het collectieve propaganda-instituut van het boekenvak niet méér over zeggen dan dat er geruchten zijn over de aankoop van een televisienet dan wel satelliet, ‘maar die hoor ik ook van autoverkopers en fietsenproducenten’. Chris de Graaf, publiciteitsmedewerker van uitgeverij A.W. Bruna lijkt voorlopig nog de enige te zijn die overtuigd is dat de beschikking over commerciële televisie in de directe toekomst voor uitgeverijen van levensbelang zal zijn: ‘Als we geen herrie maken voor onze boeken, verkopen we ze niet, dat is de armoede op het ogenblik. De boekenmarkt is in de laatste drie jaar twintig procent gedaald in aantallen van verkochte boeken, van een- of tweeëndertig miljoen naar vijfentwintig miljoen exemplaren. De situatie is nu dat één derde van de Nederlanders frequent een boek koopt. Dat gaat om literaire boeken en om import, een markt waar wij buiten vallen. Eenderde koopt nooit een boek. Wat voor ons als publieksboekenuitgeverij overblijft is de groep die slechts af en toe een boek koopt. Het vervelende is dat er nu kinderen opgroeien die volstrekt niet weten wat dat is, een boek. Ze kijken televisie, en als ze die uitzetten gaan ze achter hun computerbeeldscherm zitten. Over een paar jaar ontstaat voor ons een heel vervelende situatie: er komt een generatie aan die niet meer kan lezen. Zoals ik het zie verliezen we terrein aan de computer, aan de reiswereld en de cd's. Die sectoren manifesteren zich heel agressief op radio en televisie. Vergeleken daarmee opereert de boekenwereld veel
te lief.’ Het moet mogelijk zijn dat algemene boekenuitgevers samen met de CPNB op de commerciële zenders ‘een stuk entertainment’ bieden dat mensen aanzet om boeken te lezen en te kopen, vindt De Graaf, maar tot nu toe is het hem nog niet erg gelukt om zijn vakbroeders geïnteresseerd te krijgen in zijn boodschap: het overleg erover is tot nu toe ‘zeer informeel’. Een partner in dat informele overleg is commercieel directeur Albert Voster van uitgeverij Meulenhoff. Voster is nog zeer laconiek over de plannen. ‘Het gekoketteer waarmee uitgevers zich tegenwoordig presenteren als informatiedeskundigen is niet zo erg realistisch. Je moet het beheren van een televisienet of van zendtijd zien als een zelfstandige discipline, en de diversificatie die dat eist voor je bedrijf moet je maar net willen. Als je als uitgever via de televisie aandacht wil hebben voor je boeken, heeft het geen zin om er eindeloze reprises op te geven van de Lucy Ball-show. En dan nog, je moet je boeken beschouwen als heerlijke bonbons. Als je die gaat promoten via de televisie is dat alsof je die bonbons met kisten tegelijk gaat uitstrooien over je publiek. Daar maak je mensen niet lekker mee, maar alleen maar misselijk.’
Voor een gesprekje tussen Boudewijn Büch met Jan Meng van de Amsterdamse boekhandel Athenaeum over de geschiedenis van de Penguin Books liet het hoofd van de afdeling kunst en cultuur van de Vara-televisie Kees van Twist ‘na lang nadenken’ de prominente belettering van de boekenkast vol Penguin-pockets die tijdens de uitzending te zien was, afplakken. ‘Het noemen van een toneelvoorstelling of een popconcert is naar de letter van de nieuwe Mediawet al een overtreding. Ik heb eerst met juristen moeten overleggen of ik Penguin als internationaal fenomeen mocht behandelen, en zij dachten van wel. We moeten nu afwachten of we ervoor op onze vingers getikt worden, want er is geen jurisdictie over,’ zegt Van Twist, die verontwaardigd is over de frustratie om aan zulke kinderachtigheden tijd te moeten besteden. ‘Het is allemaal nog veel ridiculer als je bedenkt dat minister Brinkman ons in oktober heeft gezegd dat hij veel geld wil gaan uittrekken voor leesbevordering, en Boudewijn Büch toen prees omdat zijn programma zo goed was voor de leesbevordering.’ Inderdaad mag er sinds de invoering van de nieuwe Mediawet - 1 januari 1988 - officieel helemaal niets meer, bevestigt J.M. Kleijn, hoofd van de afdeling toezicht van het Commissariaat van de Media, waaraan minister Brinkman vorige week formeel zijn bevoegdheden overdroeg. Kleijn geeft toe dat die situatie voor de omroepen onwerkbaar is. ‘Daarom hebben de nieuwe mediacommissarissen beslist dat men zich in de praktijk aan de regels van de oude Omroepwet kan houden. Er is al wel een concept-regeling gemaakt hoe het onder de nieuwe wet moet, maar daarop moeten de omroepen hun visie nog geven.’ Kleijn
voorspelt dat de reacties ontevreden zullen zijn: ‘Nee, op welke punten precies weet ik niet, want de discussie moet nog gevoerd worden, maar ik weet al wel dat het de omroepen nóóit ver genoeg gaat.’
In de onderhandel ingen tussen uitgeverij De Bezige Bij en filmmaker Rob du Mée over de prijs der rechten op Vestdijks De ziener werd De Bezige Bij door de rechter in het gelijk gesteld wat de redelijkheid betreft van het gevraagde bedrag van f 100.000,-. Rob du Mée en zijn advocaten beroepen zich op een in een vroeger stadium door De Bezige Bij genoemd bedrag van f 25.000,- en zullen in hoger beroep gaan om alsnog de tegenpartij te dwingen tot ‘redelijk onderhandelen’ over het verlengen van de optie. Heleen van Wijk van De Bezige Bij vindt ‘op grond van vergelijkbare projecten’ de nu gevraagde prijs niet onredelijk, ‘want de marktwaarde van filmrechten is in de loop der tijd veel hoger geworden’. Waarom De Bezige Bij en de Stichting Auteursrechten Simon Vestdijk een bedrag ineens vraagt, en géén royalty's, blijkt gebaseerd op inmiddels opgedane ervaring. ‘Je kunt beter een hoog vast bedrag vaststellen,’ weet Heleen van Wijk, ‘want van zo'n winstpercentage zie je nooit iets terug. Je kunt in het contract laten zetten dat het om de brutowinst moet gaan en niet om de nettowinst, maar het definiëren van die twee blijft toch altijd betwistbaar. En ook als je er contractueel een accountant bij mag halen die inzage heeft in de boeken, schiet je er niks mee op, want de filmmaatschappij blijkt dan weer net opgekocht door een andere filmmaatschappij.’ Vergelijkbare waarschuwende woorden staan in het jongste bulletin van de Vereniging van Letterkundigen. Daarin wordt een royaltyregeling over nettobaten omschreven als ‘een valkuil van bijna onpeilbare diepte’. Wie als
schrijver vereerd wordt met belangstelling voor de verfilming van zijn boek en akkoord gaat met zo'n regeling, ‘levert zich over aan de duivel’. ‘Amerikaanse filmproduktiemaatschappijen betoonden zich soms meesters in het afboeken van verliezen van negen geflopte films op de brutobaten van die ene succesvolle tiende, met als gevolg dat de makers van die tiende film op grond van hun netto-royaltyregeling een schijntje kregen,’ schrijft de auteur van het artikel. ‘Die wereld is zoiets als de tweedehandsautohandel,’ bevestigt Harry Mulisch. ‘Het probleem is dat je een contract sluit met iemand in Nederland, en dan ineens wordt die opgekocht door de Amerikanen, en dan krijg je er geen vinger meer achter. Mijn contract voor De aanslag sluit uit dat ze kosten op andere films kunnen aftrekken van de baten, maar kosten die betrekking hebben op de film zelf mogen er wel af, dus als de baas daar zegt dat hij voor de première van De aanslag een nieuwe witte Rolls Royce moet hebben, dan gaat dat van de winst af. Je moet met advocaten werken om aan jaarafrekeningen te komen, waar je dan verder ook geen wijs uit wordt. Je kunt uitgevers vergelijken met het openbaar vervoer, dan zijn de filmproducenten de taxichauffeurs: ze opereren op de grens van het louche.’