Johan Nieuhof
Vervolg van pagina 8
hoefte ook tien jaar later zijn - de gravures. Dat deed hij omdat de koperplaten waarop de afbeeldingen gegraveerd stonden maar een relatief korte levensduur hadden. De groeven van die platen slibben door achtergebleven resten drukinkt na verloop van tijd dicht, met als gevolg een onduidelijke druk. Dat is nog even te verhelpen door de prent weer wat ‘op te graveren’, maar op een gegeven moment moet er gewoon weer een nieuwe plaat gesneden worden. Op deze manier valt ook te verklaren waarom er tussen boeken van één ‘druk’ zoveel verschillen in de afbeeldingen onderling te zien zijn. Van Nieuhofs boek uit 1665 valt bijvoorbeeld op, dat naast foute plaatsing van afbeeldingen en de verhaspeling van logo's zelfs ook de ene afbeelding een kopie van een andere binnen zo'n druk kan zijn. Een prent die dus aanvankelijk getrouw is overgenomen naar een schets, kan in een later stadium een lustig met allerlei tierelantijnen versierd plaatje geworden zijn, afhankelijk van het humeur van de graveur. Van een echt beleid hierin kan dus moeilijk gesproken worden.
Helaas heeft Falkenburg geen enkel ander boek van Van Meurs opgeslagen om te zien hoe in die andere boeken over het Verre Oosten de chinoiserieën er uitzagen. Hij is nu niet verder gekomen dan een wat armzalige poging tot classificatie van de verschillende gravures (hij komt er tot vier), waarbij zoiets als ‘stijl’ dan niet meer meetelt en wat in wezen ook geheel arbitrair is, omdat hij eerst zou hebben moeten nagaan wat de plaats van het boek binnen deze editie is.
Misschien is het de ironie van het lot, maar de afbeeldingen die de grootste invloed op de chinoiserie-rage gehad hebben staan op één uitzondering na niet in het manuscript afgebeeld. Daarin worden namelijk hoofdzakelijk stadsgezichten uitgebeeld. In het boek staan zij en nog vele andere afgedrukt in het eerste deel, dat parallel aan het reisverslag loopt, hoewel het qua omvang aanzienlijk is opgeblazen. De afbeeldingen die de grootste draagwijdte hadden stonden in het tweede ethnologische deel, de Algemene Beschrijving van het Rijk China. Vooral de afbeeldingen van bedelaars die via gruwelijke zelfkwellingen geld van de geschokte voorbijganger probeerden af te persen waren zelfs tot in de negentiende eeuw zéér populair. Gelukkig is er in het manuscript nog één afbeelding van dit soort te vinden en ook de bijbehorende passage zal zijn effect nog wel niet verloren hebben: ‘Toen wij hier bij deze voorseide stad lagen, quamen onz verscheide bedelaars aan boord, die vreemde kuuren bedreven. Daar was er onder ander twee die zoo geweldig mette koppen ten malkander stieten, datt het all d'aanschouwers verschrikte. Dit houden zij gaande, tottdat men haar een aalmoes geeft, off d'een off d'ander moet daar dood blijven leggen, gelijk het menigmaal gebuirdt. Een ander lagh op zijn knijen en murmureerde (zoo 't scheen) tegen zichzelven, sloeg daarna met het voorhooft op een zware steen, datt er 't eerdrijk van beefde. Zommige hebben enige drogerije op 't hooft die zij aansteken en latend tot op de zwaarde afbranden, dattet stinkt, maken dan zoo lange rumoer met krijten en kermen, dat men haar wat geven moet.’
Het boek Johan Nieuhofs beelden van een Chinareis 1665-1657 is uitgegeven door de Stichting VOC publikaties. Helaas had iemand op de zetterij last van ernstige leesblindheid. Het is een raadsel hoe een tekst met zoveel zetfouten gedrukt kan worden. Zelfs in de lijst van ‘errata’ zitten fouten en deze is verre van compleet. Oók heeft men nog vergeten een kaart van de reis erbij te voegen.
■
Marion Peters is kunsthistorica en bereidt een dissertatie voor over de intellectuele betrekkingen tussen Batavia en Europa aan het einde van de zeventiende eeuw.