Max de Jong revisited
Toen K. Schippers in 1974 vroeg om ‘De Complete Max de Jong’ moet er enig uitzicht zijn geweest op de realisatie ervan. Inmiddels is er minder kans op dan ooit. Wie iets over hem schrijft moet nog steeds eerst vertellen wie hij eigenlijk was, hoe vertrouwd zijn naam bij sommigen ook is: Max de Jong (1917-1951) is de dichter van het lange gedicht Heet van de naald, in 1947 uitgegeven door Van Oorschot. Het is een van de mooiste liefdesgedichten in de Nederlandse taal. Het werd in 1974 herdrukt. Daarnaast schreef De Jong korte essays (‘liefst van de lengte van een cigaret’) en aforismen, waarvan maar een deel tijdens zijn leven werd gepubliceerd. Hij was bevriend met Van het Reve, de Morriëns, Emile van Moerkerken, Hans van Straten, Leo en Tineke Vroman. Hij was hypergevoelig en melancholisch en had de neiging zich af te sluiten. In 1982 verscheen bij Reflex Essays in zakformaat, jammer genoeg in een oplage van slechts zestig exemplaren. Rond zijn dertigste begon De Jong een dagboek bij te houden waarvan een paar fragmenten in Tirade (maart 1968) verschenen maar dat daarna nooit in boekvorm is uitgegeven ondanks de uitdrukkelijke wens van velen, onder wie Geert van Oorschot. Familie maakte er bezwaar tegen. Het bestaat uit veertig cahiers en bevindt zich nu in het Letterkundig Museum. Deze summiere gegevens zijn nodig voor het goed begrip van de cyclus gedichten Het onvoltooid verleden van Georgine Sanders, die in een bibliofiele editie is uitgegeven door Avalon Pers in Woubrugge in een oplage van zeventig exemplaren. Georgine Sanders is de meisjesnaam van Tineke Vroman. Zij en Leo Vroman waren bevriend met Max de Jong toen hij in Utrecht woonde. Die vriendschap bleef bestaan toen Leo Vroman in 1940 vluchtte en in Indië in kampen terechtkwam. Na de bevrijding ging hij naar Amerika waar Tineke zich bij hem voegde in 1947. In de jaren 1940-1947 moet
de vriendschap tussen Max de Jong en Georgine Sanders zich zo hebben verdiept dat de herinnering eraan in deze vijftien gedichten de vorm heeft gekregen van vertwijfeling over een niet afgemaakte liefde. Na veertig jaar komt het terug als iets onontkoombaars en wordt dan gedeeld met de aanwezige geliefde: ‘Lig bij mij, sta en ga met mij, / verlos mij van dit onvoltooid / verleden, dat niet stierf als hij, / maar dwingend terugkeert. En toch nooit // heb ik, als nu, jou liefgehad, / weet van je denken en je doen / als jij van het mijne, houd omvat / ons leven samen. Wie had toen // verwacht dat wat eens tijdelijk scheen/ zich vast zou hechten, steeds onvat- / baar voor verzet of rede, alleen / nog dieper graven zou, zodat // hij nog in mij verder leeft / - onsterfelijk binnen mijn levensraam - // Laat dit dan zijn wat vrede geeft, / gedeeld, uit vriendschap, in zijn naam.’ In de gedichten vraagt ze zich af of ze de herinnering niet heeft vertekend (‘Of heb ik soms zijn beeltenis herzien, / vertekend naar mijn eisen’) en of zijn onbereikbaarheid toen niet juist het gat is dat ze nu wil vullen: ‘Mij blijven woorden, en herinnering / aan één die ik in waarheid heb gekend... zijn schim blijft vaagmaar elke dag, dit jaar / doordrong mij zijn aanwezigheid.’ Niet alle gedichten zijn even gaaf, maar vooral die met de korte zinnen roepen de verwarring scherp op, zoals de laatste strofe van ‘Beschikbare gegevens’; ‘schuif dit oud zeer, dat nog het meest / in het snijpunt van mijn denken stond. / opzij voor wie hij is geweest. / Herstel hem op de begane grond.’ (Avalon Pers/GJ. Keijser. Leidse Slootweg 4, Woubrugge.)
CP
Aan deze pagina werkten mee: Atte Jongstra, Diny Schouten en Carel Peeters