Filosofie en lettersnijderij
Wie iets over typografie wil lezen komt algauw bij een van de meest klassieke geschriften op dat gebied terecht: De grondbeginselen der typografie van Stanley Morison, de ontwerper van onder andere de Times-letter. Het is een heel zuivere tekst, zonder overbodigheden en de zorgvuldigheid straalt je uit elke zin tegemoet. Tegelijkertijd vergt Morison een concentratie die niet elke typografische leek zal kunnen opbrengen. Veel aardiger in dit opzicht is Een verhandeling over typografie door Eric Gill, een hoekig geschreven boekje met veel referenties naar andere kunsten dan de typografie.
Gill (1882-1940) liet op zijn grafsteen beitelen dat hij steenhouwer was. Dat was al te bescheiden. Hij had er bij kunnen zetten dat hij houtgraveur, illustrator en beeldhouwer was, dat hij als essayist over uiteenlopende onderwerpen had geschreven als seks, politiek, religie en het ambachtelijke in de kunst, kleding en typografie. Hij heeft twee zeer populaire letters ontworpen, de perpetua en de schreefloze Gill Sans, en was daarenboven gelovig katholiek. Dat alles bij elkaar was, aan de andere kant, wei wat veel voor op een grafsteen.
Gills An Essay on Typography verscheen in een nieuwe vertaling van Peter van der Linde. Marc de Klijn en Huib van Krimpen (De buitenkant, 190 p., f 36,-, handgebonden luxe-editie met bandontwerp van Paul Groenendijk f 160,-). Het boekje verscheen voor het eerst in 1931, en is alleen al als tijdsdocument zeer interessant, niet in de laatste plaats omdat Gill vaak naar de actuele stand van drukkerszaken verwijst. Hij schreef zijn Essay op een moment dat de industriële drukkerij het ambacht vrijwel geheel had verdrongen, en pleit ervoor dat de voordelen van beide benaderingen blijven worden gewaardeerd.
Gill is een eigenzinnig man en dat maakt zijn essay over typografie zeer boeiend. Hij is bijvoorbeeld van opvatting dat in plaats van ‘en’ het teken & moet worden gebruikt, en vindt dat er veel meer van dergelijke samentrekkingen moeten worden ingevoerd. Herhaaldelijk doet hij zijn beklag over de Engelse spelling en stelt hij een fonologische weergave van de gesproken taal voor. Zo staat Een verhandeling over typografie bol van krachtig verwoorde opvattingen, die hij in soms merkwaardige uitweidingen verpakt. Gill vindt bijvoorbeeld dat een ambachtelijke drukker anno 1931 zelf zijn inkt moet maken, en daar heb je - als bij alle ambachtelijke of kunstzinnige arbeid - geduld voor nodig. Dan volgen enkele gedachten over ‘geduld’: ‘Geduldig zijn betekent lijden. Door hun voortbrengselen kennen de mensen elkaar, maar in hun lijden zijn ze wat ze zijn. Lijden is niet slechts het verdragen van lichamelijke of geestelijke pijn, maar ook het beleven van vreugde. Van een konijn gevangen in een strik kan men veronderstellen dat het lichamelijke pijn lijdt: maar het lijdt aan niets anders. De gekruisigde kan geacht worden zowel fysieke als geestelijke smart te lijden, maar hij beleeft ook intens geluk en vreugde. De industriële arbeider is vaak al een konijn in een strik; de kunstenaar is vaak als een gekruisigde. Wij bezitten onze ziel in lijdzaamheid. Een minder hoogstaande visie op de zaak is onvoldoende.’ Zo filosofeert Eric Gill op tal van plaatsen. Met Engels understatement, met humor en met zeer veel relativeringsvermogen (hier en daar bijna literair) schrijft hij over de geschiedenis van de letter, stempelsnijden, papier, inkt, de opbouw van de pagina (zetbreedte, kop- en staartwit, wel of niet uitvullen), de oplage van boeken et cetera. Jammer dat aan de vertaling van zijn Essay on Typography zo'n droogstoppelig nawoordje van Huib van Krimpen werd toegevoegd, waarin op
de ‘twijfelachtige juistheid’ van een aantal van Gills opvattingen wordt gewezen, en op zijn ‘schromelijk overdrijven’ en ‘doordraven’. Ook spreekt Van Krimpen over het ‘druipende sarcasme’ in Gills Essay: hij lijkt het niet te waarderen. Uiteraard hoeft de lezer niet alles wat Gill beweert klakkeloos aan te nemen: zijn meningen zijn hier en daar zeer aanvechtbaar. Maar bij die lezersreactie, daar wijst alles in Gills Verhandeling over typografie op, zou deze dwarse ‘steenhouwer’ zich juist in zijn graf omdraaien.
AJ