Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdFout Lebensbericht meines Vaters door Boudewijn van Houten Uitgeverij: Mant eau, 224 p., f 29,90Jan Meyers‘Ik heb me jaren verheugd op de dag dat mijn moeder zou sterven.’ Dat is een mooi begin voor liefhebbers van saillante eerste zinnen. Maar wie een moederhaat à la Jeroen Brouwers verwacht, komt op de koffie. De moeder van Boudewijn van Houten was behept met een ‘botte tirannie’, maar verder een doortastende vrouw, zorgzaam en liefdevol voor man en kinderen. De zoon wenst haar dan ook niets slechts toe. Hij wil alleen maar eens ongestoord met zijn vader praten over diens politieke verleden. Een gechargeerde opening derhalve. Zoals de ondertitel die ook in een ander opzicht onthullend is aangeeft, is Fout een vaderboek. Reinier van Houten, de vader van de schrijver, was vóór en in de oorlog fout en daarna onverbeterlijk, een middelgrote collaborateur, NSB'er van het eerste uur, stamnummer 35, dus toegetreden vóór mei 1932. Hij was directeur van de NSB-uitgeverij Nenasu tot hij zich wegens verschil van inzicht met Rost van Tonningen terugtrok. In de oorlog werd hij lid van de Germaanse SS. uitgever van SS-publikaties als Storm SS, Volksche Wacht, Hamer, lid van de Kultuurraad, Verwalter van de joodse uitgeverijen Querido en Van Holkema & Warendorf. Hij werd door Himmler persoonlijk tot Untersturmführer bevorderd. Na de oorlog distantieerde hij zich niet van het nazisme - ‘meine Ehre heisst Treue’ - was hoogstens bereid toe te geven dat het hier en daar wat ontspoord was. Sommige alte Kameraden gingen toen aan de slag om te bewijzen dat het allemaal niet zo schlimm was geweest, dat met name de holocaust uit de dikke duim van de geallieerden kwam. Daar deed Van Houten senior niet aan mee. Hij moest niets hebben van een niet met name genoemde Faurissonnistische ‘geschiedvorser’ in wie de insider Van Maasdijk herkent. Hij ontkende de vernietiging van de joden niet, hij kon zich erin verkneukelen ‘als Ajax-supporters in de nederlaag van Feyenoord’. Zijn zoon zegt: ‘Ik hield van hem.’ | |
Trappen tegen linksBoudewijn van Houten was zes, toen de oorlog eindigde. In de jaren zestig kwam hij in de bak voor het vervalsen van postwissels. ‘Dat was goed en degelijk werk,’ zegt hij in een interview. Van het bij elkaar gefraudeerde geld gaf hij samen met Theo Kars het literaire tijdschrift Tegenstroom uit. De toon was drammerig en rechts. Tegenwoordig bagatelliseert hij de inhoud, maar z'n ideeën zijn niet veranderd. Fout is z'n achtste boek. Na het knappe debuut Onze hoogmoed is het niet goed met hem gegaan. Als oorzaak van zijn miskenning ziet hij zijn afzetten tegen al wat links is. Met Fout wil Van Houten een authentiek verslag geven van het politieke leven van zijn vaderen de impact ervan op het gezin. Volgens mij is hij daarin geslaagd. Z'n ouders en grootouders zijn voortreffelijk getekend. Precies zo waren de ex-NSB-kopstukken met wie ik in contact kwam: fatsoenlijk, kleinburgerlijk, verstokt, rancuneus... Alleen geloof ik niet dat de kleine Boudewijn, toen hij zo'n jaar of vier was al zo'n gedegen kennis van Karl May bezat als het boek ons wil doen geloven. Hij zal wel in de war zijn met een andere periode. Van Houten heeft de hoop uitgesproken dat zijn boek niet zal worden veroordeeld om redenen dat hij zich niet voor de volle honderd procent tegen zijn ouders keert, of bedoelt hij tegen de collaborateurs in het algemeen? Veel fiducie heeft hij er niet in: ‘journalistjes’ die gewichtig willen doen, zullen wel beweren dat hij niet los is van zijn opvoeding. Waarom zo'n bewering gewichtig zou zijn, ontgaat mij. Ze kan waar zijn of niet waar. Billijk lijkt mij om met een variant op een uitspraak van Van Gogh te zeggen: laat zijn boek voor Van Houten spreken. Vooropgesteld zij dat het verleden in kwestie niet de fout van Boudewijn van Houten is en dat het voor de hand ligt dat hij erdoor is beïnvloed. ‘Mensen die niet afhankelijk zijn van de geschiedenis bestaan slechts in de fantasie,’ zegt Lenin. Kwalijk zou slechts zijn als hij dat verleden bagatelliseerde, vergoelijkte of zelfs rechtvaardigde. Hij is tegen antisemitisme, voert als bewijs joodse vriendinnen aan, tegen nazisme, tegen dictatuur, stelt de drogredenen aan de kaak waarmee oud-NSB'ers het verleden opsieren en die hem in het ouderlijk huis om de oren gonsden. Maar er is geen ogenblik sprake van een generatieconflict, wat met een vader die zes miljoen moorden als een fortuinlijke voetbaluitslag beschouwt toch niet denkbeeldig ware; geen woordenwisseling zelfs, hoogstens wat makke discussies en gemoedelijke plagerijen. Ik vind hem wel erg laconiek. Van Houten kan schrijven. Fout is goed in die passages waar hij zich beperkt tot sobere, ironische registratie, vooral het laatste hoofdstuk is een schitterende tragi-komedie: met dezelfde naïviteit als waarmee ze hun ziel aan een valse profeet uitleverden, vertrouwen zijn ouders aan het eind van hun leven hun lichaam toe aan een kwakzalver, eveneens met desastreuze gevolgen. Maar hij registreert niet alleen, hij etaleert ook voortdurend: meningen van zonderlinge aard. Appels met peren vergelijkend ziet hij overeenkomst in de haat van de nazi's tegen de joden en die van de progressieven tegen de multinationals. Malicieus voegt hij eraan toe dat links ook niet rouwig was, toen er een kapitalist om zeep werd gebracht. Deze is ook origineel: ‘Hitler is linkser dan u denkt.’ Bedoelt hij: links is slechter dan u denkt? De aanslag van 20 juli 1944 was ‘niet alleen een aanslag van de generaals op de misdadigheid, maar ook een van rechts op links’. Implicatie: rechts staat voor fatsoen, links voor misdadigheid. Hij valt Abel Herzberg en Henri Knap aan, wanneer die het begrip volksaard als onwetenschappelijk diskwalificeren. Volksaard bestaat wel degelijk, zegt hij, de Belgen zeggen dat wij gierig zijn en dat is ook zo. Hoe dicht staat hij nu bij zijn vader die vond dat de Groningers niet deugden omdat het Mischlinge waren van Friezen en Saksen? Wanneer vader na vier jaar detentie thuiskomt, geeft dat in het begin wat wrijvingen. Moeder is zelfstandig geworden. De zoon verklaart: ‘Mijn moeder verhield zich tot mijn vader als de Wehrmacht tot de SS.’ Wat bedoelt hij in godsnaam, denk je, soms dat moeder van twee kwaden de minst kwade is? Nee, dit: moeder was conservatief en vader nationaal-socialistisch. Nazisme is dus progressief. Wil hij nu zeggen: nazisme deugt niet, progressief deugt dus ook niet? Maurice de Wilde, ‘een soort Belgische dr. De Jong’, besprak voor de tv met ‘nauwelijks verholen superioriteitsgevoel’ de oorlogszonden van anderen. ‘Zulke mensen,’ suggereert Van Houten, worden gedreven door zelfgenoegzaamheid. De Schwärmerei van de NSB met de boerenstand was eigenlijk niks anders dan de drang naar het buitenleven in de jaren zestig en zeventig. De ouders van Boudewijn van Houten waren idolaat van alles wat Duits was. ‘Die Heimat!’ roept moeder in euforie, als de familie zich na de oorlog eindelijk een vakantiereisje over de grens kan permitteren. In de pensions doen ze extra eerbiedig tegen de eigenares; het mocht eens de weduwe zijn van een gesneuvelde officier of van een terechtgestelde nazi. Geliefkoosde bestemming: Berchtesgaden. Ze waren gewoon germanofiel, zegt hun zoon, zoals een ander francofiel is, meer steekt er niet achter. Hij geeft toe: ‘Wanneer je achttien jaar lang de reacties van oud-NSB'ers hoort, is dat uiteraard iets anders dan wanneer je komt uit een gezin dat Lenin, Calvijn of Bram Pekel in het hart draagt.’ Het is goed dat hij het zelf zegt. Nietzsche filosofeert met de hamer, Boudewijn van Houten uit z'n nekharen. Of dat nu door z'n opvoeding komt of niet, laat ik in het midden. ■ |
|