Kankergezwel
Geleidelijk begon ik te vermoeden dat er een betekenis kon schuilen achter deze bekentenis, die door de verteller uitdrukkelijk wordt gedaan om zichzelf en zijn situatie te doorgronden, en raakte ik nieuwsgierig naar het onzegbare geheim waardoor de uil van des schrijvers schaduw blind blijft tot hij het inzicht heeft bereikt. Het uitblijven van dit inzicht, de ondoorzichtigheid van de ijselijke gebeurtenissen en verschijningen in zijn leven, vormen voor de verteller een geestelijk probleem en hij beschouwt zijn gemoedsstemming als een ziekte, een woekerend kankergezwel dat traag de geest aanvreet, van welke maladive toestand het boek zowel verslag doet als de uitdrukking zelve is. De lezer wordt met hetzelfde probleem geconfronteerd, waan en werkelijkheid uiteen te houden en zich bewust te worden van een voortdurend aanwezige maar verdrukte verschrikking.
De door het gebruik van opium opgewekte droomtoestand van het eerste deel is in het heden gesitueerd en beschrijft de visioenachtige verschijning aan de verteller van een etherisch meisje dat de belichaming van de pure schoonheid en de zuivere onschuld is. ‘Deze jonge vrouw, deze engel, was voor mij een bron van onbeschrijflijke verwondering en inspiratie. (...) Van het ogenblik af dat ik haar kwijtgeraakt was en dat er tussen haar en mij een loodzware, hermetische muur opgetrokken was, ervoer ik mijn bestaan als onbenullig en definitief mislukt. (...) Maar toch had ik behoefte aan die ogen, en één enkele blik van haar zou volstaan hebben om mij de oplossing van alle filosofische problemen en theologische vraagstellingen te verschaffen. Eén blik van haar, en voor mij zouden er geen raadsels en geheimen meer bestaan.’
Smachtend brengt de verteller zijn miserabele dagen door tot zij (na twee maanden en vier dagen) zijn celachtige verblijf binnenkomt en zich in lichaam en geest aanbiedt. Haar lichaam kan hij niet aanvaarden, en met een beker wijn waarin (zoals we dan nog niet weten maar de verteller wel) het cobragif gemengd zit dat hij voor zichzelf achter de hand heeft gehouden, helpt hij haar naar de andere wereld, maar niet dan nadat hij al tekenend haar geest heeft trachten vast te houden in de inspirerende laatste blik van haar ogen. Het lijk wordt in stukken gesneden, een oude man helpt hem de brokstukken in een koffer te begraven, en geeft hem een antieke vaas mee waarop de afbeelding van het meisje met de fascinerende ogen, een vaas uit de oude stad Ravy.
Het tweede, langere deel, waarin met tal van identieke formuleringen parallellen met de droom worden gesuggereerd, heeft alle karakteristieken van de in details vertrouwde en herkenbare werkelijkheid, maar deze werkelijkheid is naar het verleden getransponeerd - wij bevinden ons nu in de antieke stad Ravy - zo gruwelijk zijn de gebeurtenissen die daarin plaatsvinden dat het voor de verteller noodzakelijk was deze afstand te scheppen. De suggestieve overeenkomsten tussen de heel verschillende gebeurtenissen van de twee delen zijn als de ledematen van het door hem verminkte lichaam die stuk voor stuk in zijn bewustzijn komen bovendrijven. Dit tweede deel beschrijft hoe de verteller trouwt met een meisje (in jeugdige, onbedorven toestand identiek aan het etherische meisje uit deel een), en hoe hij er twee jaar en vier maanden van afgrijselijke vernedering voor nodig heeft voor hij zijn vrouw seksueel bekent. Ondertussen wordt hij door haar aangetrokken en afgestoten. Hij noemt haar consequent ‘die sief’, en observeert hoe zij hem bedriegt met iedereen - observaties die inbeeldingen van zijn aangetaste brein blijken te zijn. Wanneer hij uiteindelijk bezit van haar neemt, ervaart hij deze langverwachte en aangename coïtus als de omarming van de dood, en in één moeite door beneemt hij haar het leven.
Het is de bewustwording van deze verdrongen misdaad waardoor de geestverduistering van de verteller kan worden weggenomen, en door te accepteren wat hij gedaan heeft, komt hij tot inzicht. De verlangens die hij in de werkelijkheid heeft gekoesterd en die in het tweede deel zo schril afsteken met zijn ervaring, waren in de droomwereld van het eerste deel verwezenlijkt, die nu een geïdealiseerde versie van de gruwelijke waarheid blijkt te zijn.