[23 januari 1988 - Nummer 3]
Ter zake
Diny Schouten
‘De tijden, de tijden zijn altijd onzeker, maar er is één vaste grond: De Schrift,’ houdt Jaba, Tijdschrift voor Bijbelstudie in een redactionele nieuwjaarswens zijn lezers voor. De redactie is daarmee optimistischer dan Heere Heeresma, wiens bijdrage Uit oude dozen het november-decembernummer 1987 (‘zesde aflevering, nieuwe nummering’) opent. Heeresma veronderstelt dat de worstelende gelovigen behoefte zullen hebben aan ‘rekken en stokken, orthopedische hulpmiddelen als het ware’, om zich staande te kunnen houden ‘in een tijd waarin het officiële christendom snel verwordt tot een van de vele dip-sauzen die de samenleving in de aanbieding heeft’. De uiteenzetting die daarop volgt rekent de opzienbarende ‘hogere literaire wiskunde’ na, die Heeresma aantrof in een nummer van The New York Sun uit het begin van de jaren dertig, door Heeresma gezien als ‘een daverende vermaning’ om de bijbel vóór alles serieus te nemen. ‘Voor een andere houding is nog steeds geen reden.’ Een recent interview in de GPD-pers bericht dat het de schrijver naar den vleze gaat; Heeresma's laatste produkten Geschoren schaamte en De hete ijssalon ‘lopen dermate dat het niet meer in aantallen, maar alleen nog in wagonladingen valt uit te drukken’. Strookt een oeuvre van ‘porno-persiflages’ wel met deze kabbalistisch onderbouwde opwekking tot vertrouwen in de Schrift? ‘Die belangstelling is niets nieuws,’ wijst de schrijver, benaderd via zijn postbus, de vraag over zijn uiteenlopende belangstellingssferen terecht: ‘Nog voor ik in 1954 debuteerde was ik hier, mede aan de hand van leermeesters, mee bezig. Het heeft zo'n 20 jaar geduurd voordat ik meende voldoende kennis en inzicht i.d. te hebben verworven
om er voorzichtigjes mee naar buiten te treden. Met artikelen in de undergroundpers waar ook JADA toe behoort en in interviews in de profane pers. Mien Glaazer en trouwens ook Henk Perelaar noemden dit en roemden bovendien de vele schitterend geslepen facetten van die prachtsmaragd van het talent van hem die u hartelijk groet.’ ‘Alleen mijn liefde voor karate is recent,’ geeft de schrijver toe, die een boek over dat onderwerp bij Unieboek in voorbereiding heeft: ‘Al moet dit niet overdreven worden daar ik mij met deze fijne sport waarin men mede leert een medemens in één keer, met de handen in de zakken, hardstikke dood te schoppen, ook al weer zo'n 7 jaar inlaat.’
Bij wijze van in memoriam verschijnt binnenkort bij uitgeverij De Harmonie een selectie van tekeningen die Opland in de Volkskrant en De Groene Amsterdammer wijdde aan Joop den Uyl. De opbrengst van het boekje, dat de even sobere als intieme titel Joop kreeg toebedeeld, wordt in overleg met Liesbeth den Uyl ter beschikking gesteld aan het PEN Emergency Fund, een afdeling van de PEN die zich bezighoudt met daadwerkelijke hulp aan schrijvers en journalisten in nood. Uitgeverij Van Gennep kondigt voor begin februari een bundel Herinneringen aan Joop den Uyl aan, waarvoor een stoet van Den Uyl-intimi om een bijdrage is gevraagd, onder wie prinses Juliana. De bundel wordt samengesteld door oud-fractiemedewerkster Marja Wagenaar, die waar nodig als interviewster of ghostwriter optreedt. Ook bij uitgeverij Sijthoff is een Den Uyl-boek in voorbereiding: Joop den Uyl, een leven in interviews. Voor dat boek maakt Max de Bok, parlementair redacteur van De Gelderlander en oud-voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Journalisten een keuze uit de interviews die door dag- en weekbladen met Den Uyl verschenen zijn.
De gedachte dat reclamebureaus minder sjoege hebben van literatuur dan waarover zijzelf beschikten, deed Peter IJzenbrant en Ed Schilders een bureau oprichten dat voor bedrijven, instellingen en particulieren literaire relatiegeschenken kan verzorgen. Voor Dante PB & BP, afkorting voor PublikatieBureau en BoekProduktie, gevestigd in Tilburg (postbus 10056, 5000 JB), was de bloemlezing van Gerrit Komrij voor Van Lanschot Bankiers (Het geld dat spant de kroon) een lichtend voorbeeld. IJzenbrant en Schilders, beiden neerlandici en publicisten, zoeken naar opdrachtgevers die inzien dat een mooi verzorgd boekje meer indruk maakt op de klandizie dan een balpen of een agenda. De eerste opdrachtgever werd gevonden in een pianohandel waarvoor een boekje met anekdoten over pianospelen werd gemaakt. Het zoeken is nu naar een financiële instelling die geïnteresseerd is in De geschiedenis van de gierigheid, maar ook firma's in juwelen of behang kunnen terecht voor passende literaire bloemlezingen. Als eigen promotiegeschenkje geeft de firma Dante PB & BP een Dantereeks uit: voor het eerste deel daarin, een opstel van Dante-kenner Schilders over De muts van Dante, is nog gezocht naar een hoedenfabrikant, ‘maar daar zijn er niet zoveel meer van’. Dat de beide firmanten Dante tot schutsheilige kozen, wordt verklaard uit ‘diens uitstraling van kwaliteit, hoe oneerbiedig dat ook klinkt’.
Onder Franco zou het blasfemie zijn geweest, meldt The Independent, maar nu is er ‘een groeiend aantal academici’ dat hardop durft te zeggen dat Miguel de Cervantes homoseksueel moet zijn geweest. De Spaanse literaire wereld had er al moeite mee om het overtuigende bewijs te slikken dat Cervantes, geboren in 1547, tot een joodse familie behoorde die gedwongen werd zich te laten dopen. Dat Cervantes' Amerikaanse biograaf William Byron hem níét zag als groot dramaschrijver en eerlijk belastingbetaler - Cervantes werd wegens belastingschulden veroordeeld tot het gevang - waren even onaangename waarheden. Maar dat Cervantes flikker zou zijn, is zelfs voor Byron te erg; hij verklaarde ‘niet overtuigd’ te zijn door de hypothese van de Italiaanse historica Rosa Rossi dat Cervantes in 1575 gevangen moet zijn genomen door een homoseksuele zeerover, die hem vervolgens drie jaar hield als ‘favoriet’ in zijn mannelijke harem in Algiers. Ander bewijsmateriaal behelst Cervantes' dominerende moeder, zwakke vader en drie overbezorgde zusters. Een kortstondig huwelijk met een boerendochter eindigde desastreus: Cervantes verliet haar onmiddellijk na zijn ontdekking dat haar familie diep in de schulden zat. Rosa Rossi vindt dat haar homoseksuele interpretatie een verklaring biedt voor de ‘impotentie’ van de ridderlijke Don Quichot; het verblijf in de mannelijke harem hielp volgens Rossi Cervantes ‘zijn rigide mannelijke identiteit’ transponeren tot iets hogers.
‘Ook Amsterdam is zijn weduwe,’ schreef Kees Fens bij de dood van Simon Carmiggelt. Het is het motto waaronder Ton van Duinhoven een rechtstreeks appel deed op Amsterdammers om geld te storten voor een standbeeld. Volgens van Duinhoven loopt de actie formidabel, zij het dat het geld vooral uit de provincie binnenstroomt. Gevaar dat Amsterdammers verdriet zal worden aangedaan met een tweede beeld als dat wat aan Wim Kan werd gewijd hoopt Van Duinhoven te bezweren door te voorkomen dat ‘allerlei commissies’ zeggenschap zullen krijgen over het beeld, ‘zodat het op compromissen uit zal draaien’. Wel is er in samenspraak met de afdeling Kunstzaken van de gemeente Amsterdam, ‘want die moet de standplaats goedkeuren,’ een voorlopige opdracht verstrekt aan Kees Verkade. Wordt Van Duinhoven bij zijn initiatief niet gesteund door de diverse Carmiggelt-genootschappen als daar zijn de Carmiggelt-kring uit Hilversum, de Carmiggelt-vrienden uit Capelle aan den IJssel, het Cultureel Carmiggelt Centrum of het Algemeen Belang Carmiggelt uit Amsterdam? Het bestaan van meer dan één fanclub is nieuw voor Van Duinhoven: ‘Ik heb wel een telefoontje gehad van iemand van de Carmiggelt-kring waarin adhesie betuigd werd, maar ik, of liever de Stichting Standbeeld Simon Carmiggelt, ben nog helemaal niet toe aan overleg. De eerste stap is dat het geld er moet komen.’