De andere Beatrix Potter
Tot eind januari is in de Tate Gallery in London een grote tentoonstelling over leven en werk van Beatrix Potter. Afgaande op de catalogus is dit de gelegenheid om met haar veelzijdigheid kennis te maken, en niet alleen met de door geschreven en getekende ‘little books’ (Peter Rabbit, The Tale of Two Bad Mice, The Tale of Mrs. Tiggy-Winkle, The Tale of Mr. Jeremy Fisher enzovoort), al blijven die het belangrijkste. De catalogus is een onbekrompen (alles in kleur) aanvulling op de bekende biografie van Margaret Lane (The Tale of Beatrix Potter, nu ook als Penguin) en de boeken van Leslie Lindner (The Art of Beatrix Potter) en besteedt extra veel aandacht aan Beatrix Potter de amateurnatuurkenner die talloze tekeningen maakte van vogels, vliegen, schapen, vlinders, muizen, paddestoelen, fossielen, hagedissen, maar wier werk uiteindelijk niet voldoende gewaardeerd zou worden door de heren professionals. Ze maakte driehonderd tekeningen van paddestoelen en ontwikkelde theorieën die er mochten zijn, maar stuitte af op de zwijgzaamheid en het ongeloof van de experts. (Het duurde tot 1966 voor haar tekeningen van paddestoelen in een wetenschappelijk boek van W.P.K. Findlay gebruikt zouden worden.) Beatrix Potter was zo iemand die nauwelijks een brief kon schrijven zonder hem te verluchten met tekeningen. Dat ging vanzelf, en zo ontstond ook de eerste versie van Peter Rabbit: als een brief aan de zieke vijfjarige Noel Moore, zoon van haar gouvernante Annie Carter. De brief is in facsimile afgedrukt in een ander boek dat tegelijk met de tenoonstelling is verschenen: That Naughty Rabbit - Beatrix Potter and Peter Rabbit door Judy Taylor (F. Warne, f 36,70). Dat het verhaal over konijnen en over hét konijn ging had te maken met de aanwezigheid in Potters huishouden van Benjamin, een konijn dat ze zo had gedomesticeerd
dat hij als een poes in haar kamer verbleef, onder een deken bij de kachel sliep of snuffend op de tafel lag waaraan ze werkte; alleen 's nachts ging hij in een hok in de tuin. Benjamin ging ook aan een riem mee naar buiten aan de wandel en was een kunstenmaker als hij in de stemming was. Het is niet verbazend in de catalogus te lezen dat Beatrix Potter voor zowel Lewis Carroll als Edward Lear belangstelling had, en dat ze voor haar eigen genoegen zes tekeningen maakte voor Alice in wonderland, waarvan twee van de White Rabbit. Deze scène is wel honderden keren getekend, maar zelden zo mooi. In haar latere leven zou Potter een beschermvrouwe worden van het Lake District. Ze kocht daar verschillende boerderijen en was een schapenhoudster die elk jaar de belangrijke prijzen won. De catalogus is geschreven door Judy Taylor, Joyce Irene Whalley, Anne Stevenson Hobbs en Elizabeth M. Battrick, die elk een aspect van haar leven beschrijven, allemaal geïllustreerd met vierhondervijftig tekeningen, en foto's waarvan er nog veel meer te zien zijn op de tentoonstelling. Beatrix Potter 1866-1943, The Artist and her World is uitgegeven door F. Warne & Co en The National Trust, 223 p., importeur Penguin Nederland/Nilsson & Lamm, f 95,75.
JS