Je bent geboren op de dag dat ík je heb ontmoet
Denyse Simenons herinneringen aan haar huwelijksjaren
Een vogeltje voor de kat door Denyse Simenon Vertaling: Ankie Heemskerk Uitgever: De Kern, 198 p., f 24,90
Jeanne Roos
‘Ik kijk hem aan... Die ogen, vooral die ogen... Ze zijn bruin met groene vlekjes. Die handen, wat zijn ze mooi en elegant. Zijn lippen zijn dun, de onderlip is wat voller. Hij is dus sensueel... Zijn haren vallen soepel en laten zijn voorhoofd gedeeltelijk vrij. Zijn borstelige wenkbrauwen passen goed bij zijn grappige spitse neus. Wat ergert hij mij! Hoe kan iemand zo zeker van zichzelf zijn.’ En negen pagina's verder: ‘Ik sta op en steek hem mijn hand toe. Ik verlang ernaar in zijn armen weg te kruipen, mijn lichaam te voelen tegen het lichaam van die vreemde man die tegelijkertijd zo teder, zo bruut en zo hartelijk kan zijn. Hij slaat zijn armen om mij heen... Het is een betoverend en verrukkelijk moment. Als de muziek zwijgt gaan we weer zitten, mijn hand in de zijne, dicht tegen elkaar aan (...).’
Voor u wellicht denkt dat we hier met een nieuwe uitgave in de Boeketreeks van doen hebben, het betreft de wijze waarop Denyse Simenon, tweede vrouw van de schrijver Georges Simenon, in Een vogeltje voor de kat, herinneringen aan een huwelijk, haar eerste ontmoeting in 1945 in New York beschrijft met de man, wiens levensgezellin ze bijna achttien jaar is geweest en die de vader is van haar drie kinderen. Enkele jaren geleden heeft ze, met behulp van de rechter, de allerergste passages over haar, die betrekking hadden op de zelfmoord van hun dochter Marie-Jo, laten schrappen uit Simenons biografische Mémoires intimes. In haar boek belicht Denyse háár kant van haar eens gelukkige, maar later op een diep-tragische catastrofe uitlopende relatie met de schrijver, die eindigt na haar opname in een psychiatrisch rusthuis. Hoewel Simenon naar voren komt als een egocentrische, autoritaire en jaloerse man, is het overduidelijk dat deze vrouw zeer veel en met overgave van hem heeft gehouden.
Dat híj erg goed kon schrijven, is algemeen bekend. Dat zij het niet kan, absoluut niet kan, dient direct te worden gezegd. Het is een warrig boek, onevenwichtig gecomponeerd en de paginalange dialogen komen mij ongeloofwaardig voor, omdat niemand zich mijns inziens letterlijk gesprekken van zo lang geleden kan herinneren. En zo slecht als het bovendien ook nog vertaald is, het is toch zeker geen oninteressant boek, al is het jammer dat er geen foto's zijn opgenomen, zodat de lezer zich een voorstelling kan maken van de hoofdfiguren in dit familiedrama. Haar belevenissen met Simenon zijn zeker saillant te noemen en soms zelfs ronduit sappig.
Denyse Ouimet is een Canadese en het feit dat ze tweetalig was - Frans en Engels - maakte haar bij uitstek geschikt Simenons secretaresse te worden. Ze is begin twintig (hij tweeënveertig) als ze bij hem en zijn vrouw Tigy en hun zesjarig zoontje haar intrek neemt. Zijn vrouw is er niet kapot van dat haar echtgenoot een nieuwe geliefde heeft - ze was heel wat gewend blijkbaar, want van de maestro wordt immers verteld dat hij honderden ja ‘duizenden’ vrouwen heeft ‘bezeten’ -, maar ze voegt Denyse wel toe: ‘Weet heel goed, de naam en het geld houd ik!’