| |
[De beste boeken van 1987 - vervolg]
Guide to a Renamed City’ heet, is niettemin nog mooier dan die andere.
De gouden roos, door Konstantin Paustovski, vertaling Wim Hartog, (De Arbeiderspers, f 45, -). In sommige oude spiegels keert de tijd werkelijk terug, daar waar de spiegeling wegens ouderdom, vocht en andere narigheid is verdwenen. Bij Paustovski veeg je er even over en het stof wordt van goud. En je ziet een nieuwe spiegeling. Dit boek is net zo'n wonder van vertel- en schrijflust, na een genadeloosmilde waarneming, als de reeks herinneringen aan Paustovski's reizen door de Russische revolutie tussen 1917 en 1921 die eerder in een Privé-Domein verschenen - even nauwlettend en gelukt vertaald door Wim Hartog.
| |
Diny Schouten
Ieder jaar meer is er een minder, maar toch smokkel je niet door die verloren tijd als winst naar je toe te rekenen. De slimste boekhoudster is Renate Rubinstein: Tijd van leven (Meulenhoff, f 28,50). Het vaderlijk erfgoed werd voortreffelijk beheerd dit jaar: Dèr Mouw allervolledigst uitgegeven (Van Oorschot, f 95, -), Jacoba van Velde in prachtband (Querido, f 37,50), Eline Vere voor het eerst in een uitgave die niet een nationale beschaming is (Veen, f 49,50), Bastets biografie Louis Couperus (Querido, f 65,), en - ik heb me nog slechts een paar brieven toegeëigend - Ik heb geen talent voor ondergeschiktheid, de briefwisseling van Belle van Zuylen met Constant d'Hermenches, James Boswell en Werner C.W. van Pallandt (Van Oorschot, f 55, -). De hoogstaandheid ervan moet ook weer niet worden overdreven, maar een daad van culturele rechtvaardigheid is Vic van de Reijts verzameling levensliederen en smartlappen Toen wij van Rotterdam vertrokken (Bert Bakker, f 24,90). Het literair verzonkene als feesttaart: Jeroen Brouwers' Kroniek van een karakter (Uitgeverij H, 2 dln., f 49,50 per deel). Hoe effectief een voorpublikatie kan zijn bewees De Groene door fragmenten af te drukken uit Mary McCarthy's net verschenen How I Grew (Weidenfeld and Nicolson, f 61,30). Dat komt alvast op de balans van 1988 te staan.
| |
Henk Romijn Meijer
In mijn haast om Peter Dale's schitterende Engelse vertalingen van Jules Laforgues bijtend satirische en vaak navrante poëzie bovenaan de lijst te zetten was ik vergeten dat het boek (Poems of Jules Laforgue) al van 1986 is. Dat ik het toch laat staan is een eerbetoon aan de harde strijd die ik heb moeten voeren om het boek in mijn bezit te krijgen: anderhalf jaar van herhaalde bestellingen en het inroepen van Engelse hulptroepen die dichter bij de bron zaten dan de uitgever blijkbaar lief was. Zou de uitgever (Anvil Press Poetry, f 68,95) zijn boeken het liefst in de sjiekste hoek van zijn zaak onaangeroerd zien? Hoeveel generaties, afgeschrikt door het moeilijke Frans, hebben T.S. Eliot niet op zijn woord geloofd toen hij zei dat Laforgue zijn belangrijkste invloed was geweest? En van vertalingen gesproken: telkens wanneer een boek van Céline verschijnt in de vertaling van Frans van Woerden, zoals dit jaar Guignol's Band (Meulenhoff, f 42,50), lees ik geestdriftig. Van Woerden weet Célines stijl in zulk levend Nederlands te herscheppen dat je al gauw vergeet dat je in een vertaling zit te lezen. Met Mieke Lindenburgs voortreffelijke vertaling van Garrison Keillors Leven in Lake Wobegon (Veen, f 36,90) mag Nederland trouwens ook blij zijn.
Het proza dat in 1987 de meeste indruk op mij heeft gemaakt is te vinden in Primo Levi's pijnlijk nauwkeurige herinneringen aan Auschwitz in Is dit een mens? (Meulenhoff, f 49,50) en G.L. Durlachers even pijnlijke herinneringen aan het Derde Rijk in Drenkeling (Meulenhoff, f 22,50). Poëzie van het beste soort vond ik in het debuut van Charles Ducal Het huwelijk (De Arbeiderspers, f 22,50) en De wimpers van de dageraad van J. Eijkelboom (De Arbeiderspers, f 29,50). Graag ruim ik tot slot een ereplaats in de boekenkast in voor Oscar Wilde van Richard Ellmann, de grote Joyce-biograaf die ook een subtiel criticus is en daarbij voortreffelijk schrijft (Hamish Hamilton, f 61,50). Moge Vestdijk nog eens een biograaf van zulk gehalte ten deel vallen.
| |
Karel Soudijn
Mijn favoriet van 1987 is De ongelooflijke slechtheid van het opperwezen (Van Oorschot, f 27,50), de nieuwe bundel van essays en notities van Karel van het Reve. Wie met het hoofd in de wolken loopt, kan zich door Van het Reve laten ontnuchteren. Wie hem uitnodigt als feestredenaar, kan te horen krijgen waarom Van het Reve haast nooit gebruik maakt van de produkten van de jubilaris (zie het mooiste stuk uit de bundel: ‘Groningen - Den Haag - Batavia’).
Fascinerend vond ik Ontwaken in verbijstering (Meulenhoff, f 45, -) van de arts Oliver Sacks: biografieën van patiënten die jarenlang geleden hebben onder de gevolgen van een slaapziekte; hun reacties op een ‘wondermiddel’ zijn voor de arts nauwelijks voorspelbaar. Sacks kijkt niet alleen naar de patiënten, maar ook naar zichzelf: gruwelijk-romantische geneeskunde.
Eind vorig jaar kwam het Volledig dichtwerk uit van J.A. Dèr Mouw, geredigeerd en becommentarieerd door H. van den Bergh. A.M. Cram-Magré en M.F. Fresco (Van Oorschot, f 95, -). Dit was de mooiste poëzie die ik in 1987 heb gelezen: verheven en banaal, soms gelikt, vaak ontroerend.
| |
Jacques Kruithof
Verreweg het mooiste om te zien waren dit jaar Morandi (uitgever: Mazzotta, Milaan, f 85,20), de catalogus van een schitterende tentoonstelling in het Parijse stadhuis, en de Bilder van Klaus Fussman (Propyläen Verlag), indrukwekkend en prachtig. In het Nederlands verschenen de dichtbundel Het ogenblik, terwijl van Gerrit Kouwenaar, superieur als altijd (Querido, f 25, -) de fascinerende roman De eenzaamheid door genot van Kees Ouwens (Meulenhoff, f 39,50), de uiterst intelligente essays van Paul de Wispelaere in De broek van Sartre (Uitgeverij H, f 32,50), en de literaire herinneringen van Pierre H. Dubois, Hermetisch en besterd (Nijgh & Van Ditmar, f 36,50), waarin een volstrekt integer auteur terugblikt op de afgelegde weg.
| |
Louise Fresco
Veel non-fictie dit jaar op (auto)biografisch gebied. Fascinerend vond ik het relaas van de neuroloog Oliver Sacks over de effecten van L-dopa op patiënten die na tientallen jaren van apathie en motorische stoornisen weer (een deel van) hun menselijke waardigheid en communicatiemogelijkheden terugvonden. Awakenings (Ontwaken in verbijstering, Meulenhoff, f 45,-) overstijgt het medische verslag en stelt indringende vragen over dood, bewustzijn en normaliteit.
Ook in Christa Wolfs Störfall. Nachrichten eines Tages. Luchterhand, f 14,60) gaat het over bewustzijn. Op de dag van de ramp bij Tsjernobyl ondergaat de broer van de schrijfster een hersenoperatie, komen oorlogsherinneringen weer boven, en wordt ieder voorval haarscherp belicht door het gevoel van onafwendbaar gevaar. ‘Wie schwer, Bruder, würde es sein, von dieser Erde Abschied zu nehmen.’ Het is geen vraag, slechts een constatering. Dit boek is ook in het Nederlands vertaald: De caesuur (Van Gennep, f 14,60)
‘Noodlot. Ik word criticus’ heet hoofdstuk 21 van de tweedelige autobiografie die Hector Berlioz over zijn overvolle leven schreef (Mijn leven 1803-1834, De Arbeiderspers, f 39,50). Door velen miskend als componist wordt hij gedwongen op andere wijze van zijn pen te leven, en al gauw lijken zijn venijnige kritieken een betere mogelijkheid om zijn ideeën onder de aandacht te brengen.
Uit zijn laatste, dikke bundel blijkt dat Anthony Burgess niet alleen stimulerend over literatuur of verre landen, maar bijvoorbeeld ook over muziek schrijft (Hommage to QWERT YUIOP, Selected Journalism 1978-1985,
Vervolg op pagina 24
|
|