Gedicht
Itsukushima
Gewapend tegen de havenvis staat
een dozijn hengelaars langs de kade.
Roeiboten, een meter of wat van de oever
leeg gemeerd, halen verbaasd hun schouders op.
Grote trommen, zout-doordrenkt hout,
vullen de kamers van de schrijn,
gebouwd op dikke palen als een pier:
ik zie het nut van een eredienst hier.
Beneden dansen de kleine, tedere krabben
de tango in 't ondiepe, riskeren het land,
schieten naar gaten van slikkerig zand.
Schimmen van groen zeewier, een bierblik, dronken,
worden getrokken door het tij... Zegen, gij Niets,
(naar Christopher Reid)
J. EIJKELBOOM
Uit: De wimpers van de dageraad. De Arbeiderspers, 64 p., f 29,50