Een gat van negentien jaar geslagen door een nooitgeborene
Tot nadenken stemmende novelle van Roswitha Quadflieg
Fabels veränderung door Roswitha Quadflieg Uitgever: Arche Verlag, 102 p., f 21,50
Paul Beers
Twee jaar geleden verraste de reeds om haar Raamin-Presse bekende Hamburgse boekkunstenares Roswitha Quadflieg (1949) met het fijnzinnige boekje Der Tod meines Bruders. Dat deze eersteling meer is geweest dan het verwerken van een ingrijpende gebeurtenis, maar tevens de talentvolle start van een schrijverschap bewijst haar nu verschenen tweede publikatie, Fabels Veränderung, opnieuw een fraai uitgegeven novelle, of, zoals de schrijfster het noemt, ‘Roman in einem Kapitel’.
Simon Fabel is een zojuist 42 geworden kunstschilder die nog slechts plichtmatig en eerder met tegenzin zijn veel gevraagde genrestukjes vervaardigt, zonder met zijn werk nog enige binding te hebben. Alles is hem trouwens onverschillig geworden. Hij woont afgelegen en alleen en staart door het raam naar de optrekkende herfstnevels. Dan hoort hij plotseling een stem die zegt: Het kind zou nu bijna negentien zijn. Fabel kijkt niet om, want hij weet heel goed dat er niemand achter hem staat. Hij kijkt naar binnen en ziet zichzelf als student, zo'n twintig jaar terug, hij ziet zijn vriendin Clara [Schuster,] die hem op het moment dat hun relatie bijna is doodgelopen vertelt dat ze zwanger is en het kind niet wil, hij ziet hoe hij voorgoed buiten de deur wordt gezet als hij haar zeer onheus vraagt of ze hem voor het blok heeft willen zetten.
Nú, na het horen van de stem, wordt hij overvallen door nieuwsgierigheid - zo groot als het gat dat de zinloosheid in hem heeft geslagen - naar het kind dat hij had kunnen hebben. Het kind - zou het een jongen of een meisje zijn geweest? Onbekend, maar hij noemt het Maria. En Maria, de nooit-geborene, gaat alsnog een leven leiden in Fabels fantasie.
Dat Roswitha Quadflieg dit gemis om een kind in een man gestalte geeft en niet in een vrouw is een eerste proeve van oorspronkelijkheid. Een tweede is dat we de levensloop van het kind nu achterwaarts volgen. Het verhaal speelt tussen de tweeënveertigste en drieënveertigste verjaardag van Simon Fabel. In die twaalf maanden dat Simon met Maria ‘leeft’ wordt zij per maand zo'n jaar jonger, dat wil zeggen Fabel leeft met een kind dat, in de herfst bijna volwassen, in de winter op twaalfjarige leeftijd tegen de wind in trappend haar school fietst en in de lente, het is dan negen, Simon urenlang dwingt op een bank het eerste uitvliegen van de jonge meesjes af te wachten. Dit teruggaan in de tijd bereikt zijn hoogtepunt als het kind met zes jaar voor het eerst naar school gaat en zich te midden van al die moeders van de andere kinderen bewust wordt van het feit zelf geen moeder te hebben. Simon weet bijvoorbeeld niet dat je zo'n kind dan afhaalt met een ‘Tute’ vol snoepgoed, Maria moet het doen met een lollie die ze van een moeder heeft gekregen.