De koloniale hereboeren in Suriname en hun slaven
Het relaas van John Stedman, een 18de-eeuwse huurling
Reize naar Surinamen door John Stedman Uitgever: De Walburg Pers, 176 p., f 59,50
Tessel Pollmann
John Gabriel Stedman schreef in 1792 een spannend, opzienbarend en schokkend boek over Suriname. Daar was hij jaren geweest, om te vechten. Opstandige slaven werden door hem en zijn metgezellen afgestraft en, bij vlucht, achtervolgd. Stedman was daarmee nog geen vriend van de blanke planters. Hij deed zijn werk als huursoldaat, zeker. Maar zijn liefde ging uit naar een slavin, Joanna Kruythof, dochter van een blanke vader en een zwarte moeder. Over zijn grote liefde, het kind dat hij bij haar krijgt, zijn krijgstochten, de wreedaardigheden van de planterskaste, de martelingen uitgedacht door de plantersvrouwen, de seksuele jaloezie en de onwil van de planter de zwarten te kerstenen gaan de beroemdste passages uit dit boek. Want beroemd is het boek - geen enkele in West-Indië geïnteresseerde kan er buiten. Een herdruk van de Nederlandse editie van 1799 is, hoewel drastisch ingekort, dan ook meer dan welkom. De fraaie achttiende-eeuwse illustraties in kleur maken dit boek, waarvan de publikatie financieel mogelijk werd gemaakt door Suralco, tot een heel bijzondere uitgave. De lezer haaste zich dan ook naar de boekwinkel; nu het steeds slechter gaat met Suriname en Suralco zal deze uitgave wel de laatste zijn in een serie bijzondere herdrukken waarin eerder Voyage à Surinam van Benoit en de Metamorphosis Insectorum Surinamensium van Maria Sibylla Merian verschenen.
John Stedman werd geboren in 1744, in Dendermonde. Zijn vader was een Schot en diende bij de huurtroepen van het Nederlandse staatsleger, Stedman deed als zijn vader: hij werd huurling en hij wilde naar de West. Bij de grote slavenopstand in Berbice (Guyana, toen nog Nederlands, later Engels) in 1763 had hij zijn kans gemist; toen in 1772 in het nabijliggende Suriname er weer slaven opstonden tegen de plantocratie ging hij. Het zou hem berouwd hebben, ware hij niet in Suriname oprecht verliefd geworden op Joanna. De afkomst van Joanna voorspelt al dat deze liefde niet anders dan ongelukkig eindigen kan: Joanna's vader, Kruythof, hield van een slavin, en uit die liefde werd Joanna geboren. De vader wil de moeder vrijkopen, maar het lukt niet. Hij moet toezien hoe ze in de handen van een slavenhouder tewerkgesteld wordt en hij sterft tenslotte krankzinnig van verdriet. Als John Stedman kennismaakt met Joanna is zij slavin: in Suriname waren ook de kinderen van de slaven bezit van de meester. Zij is een stadsslavin, huisbediende dus, en heeft een wat vrijer leven dan de veldslaven; haar meester staat toe in een omgang met Stedman. Er komt zelfs een moment dat beiden kunnen samenwonen, met hun baby, Johnny. De liefde voor Joanna drijft Stedman tot het uiterste: alles wat hij heeft zet hij op het spel om haar vrij te kopen en mee naar Europa te nemen. Maar het lukt hem niet. Hij heeft niet genoeg. Hij kan alleen zijn zoontje vrijkopen, en dat neemt hij dan ook na vijf barre jaren als huurling (hij wordt uiteindelijk kapitein) mee naar Europa. Daar (her)trouwt hij; het kind wordt in zijn nieuwe gezin opgevoed.
Een Surinaamse planter
De liefde voor Joanna maakt Stedman gevoelig voor de mishandeling die hij op zijn tochten door de plantagegebieden ziet. Van zijn hand zijn beroemd geworden ooggetuigenverslagen en beschrijvingen van mishandelingen zoals hij die van anderen hoorde. Het gruwelijke verhaal over de moord op een baby, dat men later in alle handboeken vermeld ziet, is van hem: ‘Mevrouw S. in een open vaartuig, naar haare Plantagie gaande, werd vergezeld van eene Negerin, die haar kind zoog. Deeze vrouw zat vooraan in het vaartuig, het kind schreeuwde en zij kon het niet tot bedaaren krijgen. Mevrouw S.... wien het geschrei van dit onnozel wicht verveelde, gelastte aan haare slavin, om het bij haar te brengen. Zij nam het kind toen bij een arm, hield het onder water, tot dat het verdronken was, en vervolgens wierp zij het in den stroom weg.’ De moeder, wanhopig, wil zich in de rivier verdrinken. De meesteres laat haar redden door de roeiers en tuchtigen vanwege ‘de schade, welke zij, door zig van kant te helpen, aan haar had willen toebrengen.’