Honderd jaar studeren op rood
Een intrigerende detective
A Study in Scarlet door Arthur Conan Doyle Uitgever: Pan Books, 156 p., f 18,40
R. Ferdinandusse
Er zijn speurdersverhalen waaraan van alles mankeert, of lijkt te mankeren, maar die toch iets hebben dat fascineert. Een soort geheim dat de lezer dwingt om het boek opengeslagen te houden omdat hij voelt dat hij erbij hoort. Zo'n verhaal, met mankementen, is recent in Londen verschenen, en volgens de achterflap zelfs met moeite; verscheidene uitgevers zagen er niks in en de firma die het nu aandurfde moet met enige schaamte bekennen dat het manuscript zeker een jaar in de kast heeft gelegen.
Het is de laatste jaren, de boekenplanken vol met CIA en KGB, in het misdaadgenre een gewoonte om terug te gaan naar het verleden. Engelse auteurs hebben daarbij - uiteraard - voorkeur voor de dagen van Victoria, en ook deze auteur heeft zijn verhaal gesitueerd rond 1887. Actie komt er nauwelijks in voor - het is een vertel-boek. Min of meer hoofdpersoon is een legerarts, Watson genaamd, die gewond terugkeert uit een van de permanente koloniale oorlogen waaraan het imperium zo rijk was en die op zoek is naar een geschikte woning. Via een kennis wordt hij voorgesteld aan de ‘detective’, een wat excentrieke man met een passie voor wetenschap die zijn brood verdient met het oplossen van misdaden. Direct nadat ze aan elkaar zijn voorgesteld zegt de speurder: ‘You have been in Afghanistan, I perceive.’ Die verrassende opmerking blijkt de gimmick te zijn die niet alleen het hele boek draagt maar ook op bewonderenswaardige manier wordt opgebouwd en volgehouden. De speurder, die de intrigerende naam Sherlock Holmes draagt, heeft zich toegelegd op het scherp observeren van mensen, en de dingen die hem daarbij opvallen zetten een stroom van logische gevolgtrekkingen in werking. Hij ziet aan de huidkleur dat de dokter uit de zon komt (tropen), vervolgens dat hij er beroerd uitziet (ziek, gewond?), dat zijn linkerarm wat stijf is (ja, gewond), dat hij een militaire houding heeft (gewonde soldaat uit de tropen), waar vecht Engeland nu: Afghanistan. Het past prachtig in de maatschappij van toen en bovendien is er niemand die de speurder kan tegenspreken.
De auteur past nóg een oude truc toe; tegenover de slimheid (speurder en dokter) zet hij twee domme politieofficieren die elk met hun oplossing van de raadselachtige moord komen. Ze verstrikken zich daarin, maar dragen ondertussen wel allerlei gegevens aan, waarvan de speurder handig gebruik maakt. Ook hier vrijwel geen actie, want de politiemannen vertellen ook weer wat hen is overkomen. Zo ontstaat een geniale puzzel, geheel opgebouwd uit klassieke deductie. Jammer genoeg slaagt de auteur er niet in dat vol te houden. Halverwege moet hij al zo veel uitleggen dat hij gedwongen is de dokter en de speurder in Londen achter te laten en de gehele voorgeschiedenis te beschrijven, die zich in Amerika afspeelt en tamelijk saai en vlak is. Maar het eigenaardige van A Study in Scarlet is dat die saaie tweede helft toch een pluspunt voor het hele boek is: daar merkt men pas het gemis. De aanwezigheid van Sherlock Holmes in die eerste helft werkt zo aanstekelijk dat een gewone misdaadsituatie een ongekende sprankeling krijgt. De man mompelt een paar maal: ‘The plot thickens’, en dat geeft de lezer al het gevoel dat het een gevleugelde uitdrukking kan worden. De auteur geeft Holmes een arrogante onfeilbaarheid mee, maar hij schrijft het zo vanzelfsprekend op dat het in het voordeel van de speurder werkt. Natuurlijk is hij beter dan Edgar Allan Poe's Dupin (‘Now, in my opinion Dupin was a very inferior fellow’) en Gaboriau's Lecoq (‘Lecoq was a miserable bungler’), en het past uitstekend, want in het vervolg van het verhaal bewijst hij - dank zij de gimmick - dat ook.
Omslagtekening van ‘A Study in Scarlet’
De mankementen in het verhaal zijn overduidelijk. De zwakke tweede helft en de breuk die dat in het verhaal maakt. De te lang uitgesponnen uitleg aan het slot. Soms te veel aan toeval: net als de speurder wil aantonen dat een pijl zeer giftig is, is er ook een zieke hond aanwezig waarop hij het gif mag uitproberen. Maar het valt allemaal in het niet bij de fantastische creatie Sherlock Holmes/Watson. Zodra ze samen zijn ontstaat een wonderlijke sensatie, iets bijzonders, een zo gaaf voorbeeld van aanstekelijk vertellen als maar hoogst zelden in het misdaadgenre voorkomt. Helemaal rond zijn de figuren nog niet, de auteur heeft nog allerlei onnodige versiersels nodig: Holmes moet af en toe op een viool spelen en de dokter staat onnodig voortdurend met zijn mond open vanwege de begaafdheid van zijn metgezel. Het lijken beginnersfouten. Met die simpele ontmoeting (‘Dr. Watson, Mr. Sherlock Holmes,’ said Stamford introducing us) lijkt het er niet alleen op dat het genre weer terug gaat keren naar een grotere nadruk op de ouderwetse deductie maar ook dat er twee helden geboren zijn waar we nog veel plezier aan kunnen beleven. A Study in Scarlet vliegt in Engeland de winkel uit, en het zou me niet verbazen als film en televisie zich al op de drempel bij Sir Arthur Conan Doyle verdringen.
■