Op zoek naar de schat van Priamus
Het romantisch levensgevoel van Bas Heijne
Vreemde reis door Bas Heijne Uitgever: Bert Bakker, 166 p., f 24,90
Frans de Rover
Wie reist kan veel, vaak vreemde verhalen vertellen. Ik ben een liefhebber van het genre reisverhaal: enerzijds omdat ik zelf van spannende reizen vol onverwachte gebeurtenissen houd, anderzijds omdat ik van dat soort ondernemingen griezel. Wat is er dus heerlijker dan in een comfortabele, veilige omgeving te lezen over andermans ervaringen en vooral ontberingen in gebieden waar je nooit of ooit geweest bent?
Couperus' reisimpressies lees ik met nauwelijks verholen jaloezie omdat hij in zijn tijd nog kon zien wat er nu niet meer is. Sedert zijn eerste publikaties heb ik Cees Nooteboom bewonderd en benijd om de rust en wijsheid waarmee hij zowat de ganse aardbol onder zijn voeten deed draaien. Er is bijna geen gebied meer op de wereld of Nooteboom heeft er rondgereisd. Recentelijk las ik het Chinese avontuur van Adriaan van Dis; wederom was ik vol bewondering dat hij - zo'n chique jonge heer immers - zo veel ontbering min of meer bewust en schijnbaar met een zeker genoegen over zich af kon roepen, maar vooral dat hij daar op zo'n subliem ironische wijze verslag van wist te doen. Met Vreemde reis heeft zich nu Bas Heijne als jongste telg van de stam der reislustigen in hun gezelschap gevoegd. Voor alle duidelijkheid: Heijne mist (nog) het vermogen tot filosofische bespiegelingen van Nooteboom, hij mist (nog) de subtiele ironie van Van Dis, maar hij bezit onmiskenbaar het talent op een verfrissende, jongensachtige wijze te vertellen over zijn reizen. Het ‘jongensachtige’ heeft dan nog een pikante bijbetekenis die ik niet nader zal omschrijven dan met de vaststelling: Heijne heeft oog voor jongens-en-route die wel (de Hongkonger in Athene: ‘I tlavel to Gleece to make fliends’) of niet ‘Freundschaft’ willen. Daarbij komt nog dat zijn bundel samenhang vertoont door het thema: ‘een zoektocht van een jonge schrijver naar de wortels van de literatuur’ (achterplat).
Bas Heijne
chris van houts
Toen de jonge schrijver in 1984 debuteerde met de roman Laatste woorden was ik minder enthousiast; het verslag van zijn zoektocht naar de wortels van het Amsterdamse decadente milieu (die er uiteraard niet zijn) had voor mij het soortelijk gewicht van gebakken lucht: luchtwortels derhalve. Blijkbaar ligt zijn kracht meer in de vermenging van feitelijke belevenissen en literaire verbeelding.
Bas Heijne is de wijde wereld in getrokken in het voetspoor van door hem bewonderde schrijvers: naar India om de plaatsen te bezoeken waar E.M. Forster verbleef; naar Engeland, Griekenland en Italië om Lord Byron te traceren. En hij reist naar de oriëntatiepunten van onze cultuur: Athene, en van daaruit naar Troje; Rome en Parijs.
Zijn bezoek aan de lichtstad levert het titelverhaal van de bundel. Het is structureel het meest literair: Heijne wisselt zijn ervaringen tijdens een recent bezoek aan Parijs af met die van een decennium geleden - toen lag de stad aan het eind van de langste treinreis die hij ooit gemaakt had: ‘Ik was zestien en decadent. Ik was naar Parijs gekomen om de bitterzoete smaak van de zonde te proeven. Uit de boeken van de auteurs van het fin-de-siècle had ik mij een vaag en aanlokkelijk beeld gevormd van een puur esthetisch bestaan aan de boulevards. Het Parijs van mijn verbeelding was niet de toeristische lichtstad (Eiffeltoren, Montmartre, Pigalle), maar een tijdloze droomstad vol langgerekte schaduwen en mistig schemerlicht. Lang, wel een jaar lang, had ik naar deze reis verlangd.’ Hij wilde zichzelf verliezen in zondige hartstochten, zwalkend van café naar café, ‘vergetelheid zoekend in gifgroene absint.’
Uiteraard was zijn held Oscar Wilde: ‘Hij was de enige met wie ik mij verwant voelde, net als hij zag ik mijn leven als een eindeloze maskerade, net als hij wilde ik mooi (ik zag altijd de jonge Wilde in Oxford voor me), gees-
Vervolg op pagina 4