India, vol en vrolijk
Het beste compliment dat je een fotograaf kunt maken is dat je voor je plezier een dag uittrekt voor het bekijken van zijn foto's, en dat je er daarna voor je plezier bij tijd en wijle nog eens naar zit te turen. Dat deed ik met het fotoboek India van Carl de Keyzer. Hij is niet de eerste of de enige die dit onderwerp met deze techniek - middenformaat camera, flitsen bij daglicht - heeft benaderd. Hij heeft een voorganger in de Amerikaan Mitch Epstein, wiens (kleuren)foto's te vinden zijn in het boek New Color, New Work van Sally Eauclaire (Abbeville Press, 1984). Dat de foto's van De Keyzer mij veel meer boeien en aanspreken dan die van Epstein heeft te maken met het gebruik dat beide fotografen maken van de techniek, de vorm. Je kunt het simpel formuleren, en in zekere zin vat die formulering veel samen van de manier waarop Europese fotografen zich tot hun Amerikaanse voorlopers verhouden: wat voor de één een middel is, is voor de ander een doel. De hyperbool en het overdreven formalisme waar Amerikaanse fotografen (en kunstenaars) veel toe neigen is in De Keyzers foto's teruggebracht tot menselijke proporties. Wat de foto's van Carl de Keyzer bijzonder maakt is niet alleen hun technische eigenaardigheid en kwaliteit, want als je zijn boek goed bekijkt, zie je dat hij de techniek niet altijd voorrang heeft gegeven boven andere overwegingen. Wél is die techniek belangrijk in het soort verhaal dat hij vertelt, en in de vaak overrompelende composities. Daarin heeft zijn werk meer verwantschap met dat van de Engelse fotograaf Martin Parr dan met dat van Epstein. De uitgave van het boek door uitgeverij Focus (f 39,90) gaat gepaard met een tentoonstelling in de galerie ‘Focus on Photography’ in Amsterdam, en met een interview in het blad Focus. De Keyzer geeft in dat interview een helder en open beeld van zijn werkwijze en bedoelingen. Hij spreekt zich
duidelijk uit over de beperkingen die hij zich heeft gesteld: sommige onderwerpen waren ‘te mooi’, andere ‘te lelijk’ om in aanmerking te komen. De camera chargeert of strijkt glad, en je kunt niet straffeloos alles fotograferen. Zomin als de India-foto's van Cartier-Bresson ‘alles’ van dat land laten zien is dat in deze foto's het geval. Voor Cartier-Bresson was het vooral de overstelpende liefelijkheid van het land, voor De Keyzer de overstelpende drukte en het leven in en rond de steden. ‘De steden zijn stankpaleizen, de hitte is niet voor te stellen, het overvalt je en maakt je ziek. Het heeft inderdaad een magische sfeer, maar het is zeker niet sprookjesachtig.’ Ondanks dat zijn deze foto's opvallend vrolijk, en daarbij vooral vol: veel lachende, springende kinderen, prachtige oude Engelse auto's en stevige fietsen, en heel veel water. De Keyzer heeft op zijn drie reizen vooral de natte moesson als zijn seizoen gekozen. Het water, de nattigheid en de grijze luchten zijn prachtig gefotografeerd, en vormen in de mooiste foto's een verbindende achtergrond voor het eigenlijke tafereel. ‘En iedereen maar glimlachen. Of het nu stortregent, of er nu honderden mensen onder de voet worden gelopen bij het halen van een bioscoopkaartje. Iedereen is het na een halfuur weer vergeten en lacht weer.’ Dit soort fotoboeken is welkom op een moment waarop de Amerikaanse modekreet, die wil dat de reportagefotografie is uitgepraat, hier steeds meer wordt overgenomen.
MH
Aan deze pagina werkten mee: Guus Middag, Hans W. Bakx en Mariëtte Haveman