Gefascineerd door de hemelse grappenmaker
Ethel Portnoys geleerde en frivole essays over fantasieën en fantasten
Dromomania Stiefkinderen van de cultuur door Ethel Portnoy Uitgever: Meulenhoff, 119 p., f 24,50
Carel Peeters
Wanneer een verschijnsel zich met niet te weerstane kracht opdringt ontstaan er als vanzelf tegenkrachten. Dat is de wet van de rechtvaardigheid. Dan kan het gebeuren dat foto's van het feest dat onlangs werd aangericht voor de mensen die in de Londense City (het financiële centrum) werken - ik hoef ze toch niet te beschrijven? - onmiddellijk andere foto's in mijn herinnering oproepen: van de allerminst swingende armoede in de stad Brighton. Zulke tegenstellingen in je hoofd zijn niet rustgevend, zodat het maar goed is dat ik een beetje vergeetachtig ben.
De publicitaire bulldozers waarmee steeds vaker de weg vrij wordt gemaakt voor boeken en schrijvers roepen als vanzelf kleine uitgeverijen in het leven die hun handen wat minder vuil willen maken. De groteske aandacht voor een handjevol schrijvers (vooral in Amerika) maakt dat critici en essayisten hun aandacht nog meer gaan richten op boeken en schrijvers die minder schril in de schijnwerpers staan, en wat populair wil zijn aan populaire tijdschriften overlaten. Nederland kent inmiddels een aantal schrijvers die hun onderwerpen ook buiten het limelight zoeken: Gerrit Komrij (Verzonken boeken), Wim Zaal (Nooit van gehoord), Ed Schilders (Vergeten boeken), Boudewijn Büch (zijn serie De hel op aarde in NRC Handelsblad) en Ethel Portnoy. Zij heeft haar stiefkinderen van de literatuur nog niet verzameld, maar maakt met Dromomania een begin door alvast haar essays over ‘de ondergewaardeerde cultuuruitingen van onze rationele samenleving’ te bundelen.
Deze omschrijving en de ondertitel van het boek (‘Stiefkinderen van de cultuur’) zijn wat misleidend, omdat ze suggereren dat het Portnoy om een herwaardering zou gaan, terwijl deze zeven essays vooral verschijnselen behandelen waarover niet in waarderende of speciaal afkeurende zin wordt geschreven. Het zijn vooral onderwerpen waarover men zelden iets leest omdat ze zich aan de hoofdstroom van de cultuur onttrekken: het leven van de vampier in de twintigste eeuw, de legenden die worden gesponnen rond megalieten als die van Stonehenge, de speculatieve teksten die worden geproduceerd om een afstamming van Christus mee aan te tonen. Dan is er een essay over de Jugendstil en art nouveau (die zich in de loop van enkele decennia zagen veranderd in hoertjes in handen van kunsthandelende pooiers), een prachtig essay over het grandioze warhoofd Richard Wagner, een over voedseltaboes (de afkeer van sprinkhanen) en over Wilhelm Reich, de man van de orgone energie. De onderwerpen zijn dus diverser dan de ondertitel van het boek suggereert.
De essays over Jugendstil. Wagner en voedseltaboes vallen naar mijn idee buiten het werkelijke thema van het boek en dat is de onuitroeibare neiging van mensen om verschijnselen waarover weinig feiten bestaan in te vullen met irrationele interpretaties. Portnoy heeft een geest als een huis met vele kamers voor de vreemdste gasten. Dat ze ze allemaal kan ontvangen wordt verklaard door de solide basis van haar huis: een even nuchter als nieuwsgierig verstand. Haar fascinatie voor de produkten van ‘de hemelse grappenmaker’, zoals rare genootschappen, gaat soms zo ver dat ze er niet voor terugschrikt om erin te infiltreren, zoals bleek uit het verslag van haar bemoeienissen met het religieuze genootschap La religion du Soleil Inca in De brandende bruid. Nadat ze door het invullen van een formulier per post was benoemd tot een ‘Geest van het Hoogste Type’ bezocht ze ook een bijeenkomst van het genootschap, om daar te merken dat het mysterie vreemde kostgangers heeft. Met dezelfde onverschrokkenheid begeeft ze zich met gevoel en verstand voor dwaasheid in Dromomania (in het essay ‘Romancing the Stones of Hoe voorhistorische monumenten letterlijk alles kunnen betekenen’) op het terrein van de megalieten van Stonehenge en Callanish. Haar ontdekking daarbij is dat de interpretatie van de betekenis of functie van deze steenformaties zich niet veel aantrekt van de saaie feitelijke gegevens die archeologen ervoor aandragen, maar dat ‘ieder tijdperk de motieven waardoor de bouwers van deze grote stenen monumenten werden geleid interpreteerde op grond van zijn eigen preoccupaties’. De hedendaagse preoccupatie met atoomstraling en kernenergie kan men dus in een variatie tegenkomen in de theorieën over Stonehenge en Callanish, want in deze steenkringen zou zich energie concentreren die de vruchtbaarheid van de aarde en mens stimulleert.
Philippe Wolfers: Fee met pauw