Wantoestanden te over
De veranderde opvattingen over de kinderzorg
Yesterday's babies A History of Babycare door Diana Dick Uitgever: The Bodley Head, 145 p., f 47,50
Ileen Montijn
Opvoeden is nogal persoonlijk. Elke ouder die een bevriende ouder ziet optreden is wel eens geneigd de wenkbrauwen op te trekken over iets dat hij zelf nóóit zou doen. Het opvoedend gedrag van vreemden is vaak niet minder dan schokkend, terwijl dat van mensen in andere culturen - historisch of geografische ver verwijdert - in staat is om tranen van ellende in de ogen te brengen. Dat kan, voor wie er gevoelig voor is, ook het zo onschuldig lijkende hoekje Yesterday's Babies.
De reden dat het opvoeden en verzorgen van kinderen zo gevoelig ligt, is natuurlijk dat niemand het echt kan. Niemand is ooit voldoende voorbereid geweest op die buitensporig zwarte en verantwoordelijke taak. Niemand kan het zo goed dat hij nooit met de handen in het haar zit. En juist vanwege al die onzekerheden is de mens geneigd zich vast te bijten in wat hij denkt te weten of in de wijsheden die elders als gruwelijke misvattingen gelden.
Objectief bekeken doet het er waarschijnlijk gewoon niet zoveel toe. Een kind groeit vanzelf op, als het tenminste niet doodgaat. Het spectrum van ‘normaal’ is breed, en kinderen kunnen ongelofelijk veel hebben en verwerken. Maar zo'n gedistanteerde visie moge troostend zijn, zij helpt niemand verder, ook de historicus niet. Het gaat tenslotte om de veranderingen, die op dit terrein gelukkig erg vaak verbeteringen zijn. Diana Dick is geen historica maar arts. Haar literatuurstudie gaat in hoofdzaak over de zeventiende en de achttiende eeuw in Engeland. Wetenschappelijke pretenties heeft haar boek nauwelijks, maar misschien juist daarom snijdt het een ruim aantal onderwerpen aan en is het leesbaarder dan hooggeleerde studies over de geschiedenis van het kind soms zijn.
Voor wie het niet al wist, maakt Yesterday's Babies duidelijk dat de vorderingen van de medische wetenschap een buitengewoon heilzame invloed hebben uitgeoefend op het leven van de meeste mensen, en zeker kinderen. Begrip van hygiëne, de beschikbaarheid van antibiotica - het is een afgezaagd rijtje, maar het moet in ere worden gehouden want het heeft, althans in onze streken, de dood uit het kinderleven verjaagd. Veertig procent van alle sterfgevallen in het pre-industriële Engeland waren kinderen. Er was geen eind aan de pijn en het verdriet.
Toch zijn het niet die statistische gegevens (waarin de schrijfster niet erg systematisch is) die de meeste emoties wekken bij het lezen. Nee, dat doen de voorbeelden van de toegepaste verzorgingspraktijken. Het stijf inbakeren, de eerste weken of zelfs maanden, was tot daar aan toe. Maar middelen als laudanum, of zuivere opium aan onrustige baby's geven was volgens Dick net zo gebruikelijk. De schrijfster toont zich verbijsterd over het aantal welgestelde moeders dat een min in dienst nam om zelf niet te hoeven zogen. Dit deed op zichzelf weinig kwaad, hoewel het ontslag van de voedster, zoals zij terecht opmerkt, een emotionele klap voor het kind moet hebben betekend. Maar het gebruik had nog een schrijnende tekenkant: veel voruwen die uit armoede als voedster gingen werken, lieten hun eigen baby met te weinig of ongeschikte voeding verkommeren. Dat de kamer van een prinselijk pokkenlijdertje geheel rood gestoffeerd werd, omdat men meende dat dan de pokken, in het rode licht minder zichtbaar, ookm inder littekens zouden nalaten, is onschuldige folklore. Maar dat eeuwenlang kinderen met koorts zo warm mogelijk werden gehouden in hermetisch afgesloten vertrekken, moet ontelbare kinderen koortsstuipen hebben bezorgd en heel wat levens hebben gekost.
Misverstanden, wantoestanden te over. Vondelingen werden door stadsbesturen vaak uitbesteed bij voedsters die daar een eenmalige vergoeding voor kregen. Het was niet ongewoon dat die vrouwen helemaal geen melk meer hadden en het kind, al dan niet bewust, aan zijn eind hielpen. Vondelingen en wezen, onvoorstelbaar veel in aantal, waren er meestal het ergst aan toe. Maar ook voor gewone moeilijkheden van ‘gewone’ kinderen had men ijzingwekkende oplossingen. Zo was de periode van het tandenkrijgen gevreesd; men dacht dat het doorbreken van de tanden zelf het gevaar was en sneed daarom bij klachten het tandvlees op de getroffen plekken alsvast open. Dick legt uit dat het een verkeerde conclusie was: als er tanden kwamen, werden de kinderen vaak van de borst genomen. Zij werden ziek en beroerd van de vaste voeding waar natuurlijk veel mee mis was, niet van ‘de tandjes’.