Fotokopieermachine
Vic van de Reijt (uitgever/Boekenbal-deejay/compilator van Ik wou dat ik twee hondjes was) wilde zingen, maar kon (zie boven) de favoriete nummers van de afgelopen eeuw in geen enkel boek vinden. Hij ging zoeken en luisteren, en bundelde zijn bevindingen in Toen wij van Rotterdam vertrokken. Het boek bevat 176 teksten (aan notenbalken doet Van der Reijt niet), een inleiding annex verantwoording, een alfabetisch register plus een register van artiesten, tekstdichters en componisten. De aanhefbaarheidsgraad is hoog: van 129 liederen bleek ik (Ivo) de wijs te kennen. (Score: 73,3 procent.)
Toen wij van Rotterdam vertrokken is aantoonbaar een werk waarop met smart gewacht werd. Wat slechts weinig recensenten zal gebeuren, overkwam mij: een naburige puber stal het boek van mijn schrijftafel en vertrok ermee richting fotokopieermachine.
Eindelijk vond ik bij Van de Reijt de complete tekst van M'n eerste (Het meisje van de zangvereniging), een klassieker waarvan ik sinds jaar en dag vier regels met ‘lalala’ moest opvullen. Tot mijn genoegen trof ik ook verscheidene teksten die ik eerder eigenhandig in mijn Prisma-liederenschat had bijgekrabbeld, zoals Aan de Amsterdamse grachten, Een bord met spaghetti, De Zuiderzeeballade en Wij zijn twee eenzame cowboys. Er is echter méér: het boek is verdeeld in tien afdelingen en bevat zowel smartlappen als tophits, protestsongs als pikanterieën.
Her en der heeft Van der Reijt zijn hand wat overspeeld. Sommige opgenomen nummers had hij beter kunnen bewaren voor een ander boek. De dansende haasjes (Tekst: Prinses Juliana), Hé kleine pot (Tekst: Paul Haenen) en De flipstand (Tekst: Jan Cremer) zijn curiosa. Hetzelfde geldt voor het Harlekijn lied van Herman van Veen, als is het redelijk leuk om de integrale tekst van dat nummer (‘floebelegab stobelegap flop flop flee’) in druk te zien. Niet steeds kan ik het met Van der Reijts keuze eens zijn: waarom bevat het boek wèl Toon Hermans' Vogeltje wat zing je vroeg, maar niet Mien, waar is mijn feestneus - de eerste en grootste carnavalshit van Toon? Waarom gaf de samensteller de voorkeur aan Dirk Wittes Het wijnglas boven het aanzienlijk populairdere Jopie met de peren (en het hééééle regiment)? Met het werk van Raymond van het Groenewoud heb ik geen affiniteit en Doe maar (drie nummers) lijkt me oververtegenwoordigd. En waarom ontbreekt Oh Marijke van Peter Koelewijn? En verder betreur ik, net als Van der Reijt, de principiële bezwaren van Joop Visser tegen het afdrukken van de teksten van Jaap Fischer. Niet alleen zijn die principes van recente datum (er is wel degleijk ooit een boekje met Fischer-teksten verschenen), maar ik vraag me ook af hoevereen auteur mag gaan bij het doodverklaren van zijn alter ego.
Wie na het zingen overgaat tot het bestuderen van Toen wij naar Rotterdam vertrokken komt nog voor allerlei vreemde ontdekkingen te staan. Zo blijkt Bobbejaan Schoepen de maker van Ik heb eerbied voor jouw grijze haren. Nooit geweten! De laag- en dubbelhartige Jacques van Tol blijkt mede-schuldig aan een wanproduct als Jans Pommerans uit Nieuwerschans, maar treedt ook op als tekstdichter bij het na-oorlogse Corry Brokken-succes Mijn ideaal (uit de rubriek ‘Het betere lied’). Johnny Lions Sophietje heette oorspronkelijk Fröken fräken en ook tal van andere befaamde Nederlandse liedjes blijken bij nader inzien import.
De kwaliteit van het opgenomen materiaal varieert in hoge mate. Het boek bevat hoogstaand werk van begaafde technici (Dirk de Witte, Annie M.G. Schmidt, Drs. P, Jules de Corte, Lennaert Nijgh), maar ook teksten van groothandelaars in stoplappen en clichés (Al in de stad van Wenen, ja, in die mooie stad). Wij zingen nogal wat rubbish. Een lied ontleent zijn populariteit kennelijk voor een groot deel aan de doeltreffendheid van de compositie. De eis dat een zangbundel moet kunnen bestaan zonder bladmuziek, schraagt die veronderstelling.
De Grote Nationale Volksliedbundel laat nog even op zich wachten. Ik weet intussen precies hoe dat Prachtboek eruit zou moeten zien: 14,3% Tiggers en Pollmann, 73,3% Van de Reijt, aangevuld met gezangen uit Veldhuyzen en een aantal moderne anonieme successen en rijkelijk voorzien van scabreuze (Alle meisjes van de klas/Dachten dat ik zwanger was/Van Peter) en melige (Dans je de hele nacht met mij/Ik dans het liefst de hele nacht met jij) voetnoten. Zolang dat Ene Grote Boek echter niet bestaat, biedt Toen wij van Rotterdam vertrokken een voortreffelijk, rijkgesorteerd alternatief. Goed kamp.
■