Een onverwoestbare liefde voor Sinterklaas
Alle kinderverzen van Annie M.G. Schmidt verzameld
Ziezo De 347 kinderversjes Annie M.G. Schmidt Uitgever: Querido, 296 p., f 47,50
Ed Leeflang
Nu dansen alle muizen bij de grammofoon
laridon, laridette, larieduizendschoon
Maar plotseling dan horen ze de sleutel in het slot
laridon, laridette, lariedonderpot.
Zulke regels blijven overrompelen, al lees je ze honderd keer voor. Ze hebben de ritmische kracht van een geuzenlied, het hupse van een bergerette, het vertrouwde van de oude doos. Alleen al over de stilistische subtiliteiten van de refreinregel zou je veel kunnen vertellen, als je er per se op uit was te vervelen.
Annie M.G. Schmidt wordt natuurlijk terecht beschouwd als de grote vernieuwer van onze kinderpoëzie, maar vaak heeft haar taal het leeftijdloze van Bibelebontse berg, volkslied en ballade. Ringel rangel ronde, de katten gaan naar Londen; Bij het huis van mijn oom staat de muilperenboom; Kadoze kaduize, de koning gaat verhuizen. Het zijn achteloze trefzekere inzetten. Je zit meteen in de hollebollewagen van het vers en weg ben je.
Vorig jaar verscheen Tot hiertoe, gedichten, liedjes voor toneel, radio en televisie 1938-1985. Nu is het grote kinderverzenboek uit, waarin alle bekende bundeltjes van Het fluitketeltje af zijn verzameld. Het heet met Schmidtse nuchterheid Ziezo, telt driehonderdzevenenveertig gedichten en is geïllustreerd door acht tekenaars. Ook dit deel werd - en hoe toegewijd en nauwgezet - geredigeerd door Tine van Buul en Reinold Kuipers. Ze namen de oude leggers van Het Parool door, waarin de versjes vanaf eind veertig tot 1960 verschenen en redden nog menige niet gebundelde tekst. Ook de liedjes uit Ja zuster nee zuster en Waaidorp, een serie schoolleesboekjes, kwamen in Ziezo. Het schaap Veronica vond al onderdak in Tot hiertoe.
In hun verantwoording zeggen de samenstellers dat uit Dag, meneer de kruidenier op verzoek van de dichteres enige versjes werden verwijderd. Kijkje na wat ze liet vallen, dan geef je haar meteen gelijk. Kannibalen moeten eruit. Maar ze zijn misschien minder een kwelling voor het schrijversgeweten dan marsepeinen regels als
September is een nieuw begin.
Ik ga mijn best weer doen.
Ik heb drie nieuwe schriften
een paars, een geel, een groen.
Ik hou ze netjes alle drie... (etc. etc.)
Dat is allesbehalve een onvervalste Schinidttoon. Brave, zorgelijke kinderen die in de eerste persoon getuigen van hun deugden, horen eenvoudig niet thuis in de wereld van het onuitstaanbare koningszoontje Hoempedoemp, die een ijsbeer bestelt voor zijn verjaardag, of van de intens gemene Johanna Krakebeen met haar Bullebijter. Op zichzelf zijn ik-gedichten in Annie Schmidts kinderpoëzie al hoge uitzondering. Het beroemde Ik ben lekker stout (‘en als ze kwaad zijn, zeg ik BIL’) is zo'n speciaal geval. Kinderen die over zichzelf mediteren, inzitten over de scheiding van hun ouders, hun bedplassen, hun rol in gezin en samenleving ontbreken al helemaal. Ze komen de boekwinkels geruime tijd na 1960 binnen, als Annie Schmidt lang en breed klaar is met haar kinderpoëzie. Vaak hebhen ze hun eigentijdse zedenlied dan eerst op de tv gezongen. Actuele misstanden komen wel aan de orde in haar kinderboeken Pluk van De Petteflet, Minoes en Otje. Maar daartegen helpt dan een vrolijke provo-achtige fantasie. Voor de kindergedichten geldt ‘Dit is het land waar grote mensen wonen, wees maar niet bang je hoeft er nog niet in.’ Het is een moederlijk credo.
llustraties van Peter Vos bij ‘Een heel klein varkentje’