Ter zake
Diny Schouten
Aan Kluwer-directeur ‘algemene boeken’ Johan Somerwil was vorige week de taak toebedeeld om de auteurs van het literaire fonds van de Westduitse uitgeverij Luchterhand te kalmeren. De besprekingen verliepen in een zeer ontspannen sfeer, aldus Somerwil, die aan de delegatie van Luchterhand-auteurs beloofde om in het najaar met een ‘begripvolle oplossing’ te komen: ‘Of dat binnen of buiten Kluwer is, moeten we nog bekijken. Als het dat laatste wordt, zullen we dat in een zo goed mogelijke overeenstemming van alle partijen regelen.’ De speculatie van Der Spiegel dat de nieuw gevormde multinational Wolters Kluwer het literaire deel van de Luchterhand-uitgeverij zo snel mogelijk van de hand wil doen, wil Somerwil derhalve bevestigen noch ontkennen, wel dat de belangstelling groot is: er hebben zich zeven gegadigden aangemeld. Het artikel in Der Spiegel maakt overigens duidelijk dat met het woord cynisme dat Luchterhand-auteur Günter Grass gebruikte ten aanzien van overnames door het grootkapitaal (‘alsof wij horigen zijn, die tegelijk met lijfeigenen en opstallen verkocht kunnen worden’) niets te veel is gezegd. Grass zette zich in 1976 in voor een auteurshandvest, dat aan auteurs de mogelijkheid bood tot inspraak in het beleid en tot vetorecht over ongewenste verkopen. De opzegging daarvan vond voor auteurs en literair uitgever Hans Altenheim ongemerkt reeds drie jaar geleden plaats, toen de inspraakcommissie nieuwe vennootschapsstatuten goedkeurde waarin het auteursstatuut op papier niet meer bestond; een nietigheidsverklaring die echter pas door de openbaarmaking ervan een dag voor de overname door Kluwer rechtsgeldigheid verwierf. De commissie, zo kon Kluwer onmiddellijk
droogjes laten weten, zou overigens de verkoop aan Kluwer hebben toegejuicht: aansluiting bij Kluwers juridische fonds met Europees aanzien is geheel in het belang van de voor het merendeel wetenschappelijke auteurs van Luchterhand.
Volgens parttime-uitgever J.M. Robbemond uit 's-Gravendeel is er wel geen boek te vinden waarmee zoveel ellende is geweest als zijn uitgave De Scheveningse woordenschat. Het gekrakeel dat Stiba-voorzitter Richard Stein in NRC Handelshlad ontketende over het vermeend antisemitische karakter van het boek was nauwelijks weerlegd en verstomd, of een andere aantijging, een ingezonden brief in het Scheveningse periodiek De Klinker, deed de verkoop merkbaar dalen. Robbemond zou het liefst een robbertje straatvechten met de afzender van het infame schrijven dat in De Klinker verscheen, maar beperkte zich tot een klacht bij de Raad voor de Journalistiek, omdat de redactie van De Klinker weigerde zijn weerwoord te plaatsen. ‘Ze hebben ons gevráágd om een verweer te schrijven, maar ze vonden de toon van mijn brief te onvriendelijk,’ zegt Robbemond, die zich ‘alweer kwaad voelt worden.’ Robbemond werd door de weigering de mogelijkheid ontnomen om aan de Scheveningse doelgroep uit te leggen wie de Piet Spaans was die woordenboeksamenstelster mevrouw Dirkje Roeleveld ervan betichtte niet de eer te hebben gegeven die aan de eigenlijke verzamelaar, Arend Taal, toekwam. Maar in het boek bewijst mevrouw Roeleveld, conservatrice van het Schevenings Museum, juist wél alle recht aan het erfgoed van die ‘Arend Taal’, ofwel de Scheveningse schoolmeester Krul uit wier schoenendozen met notities over het Scheveningse dialect (vanaf het begin van de eeuw tot 1940 verzameld) ze het woordenboek samenstelde, op verzoek nog wel van het Amsterdamse P.J. Meertensinstituut voor Naamkunde en Dialectologie. Het werk
was ‘op een oor na gevild’ toen Spaans zijn diensten aanbood als co-auteur, een aanbod dat beleefd geweigerd werd. Robbemond, zelf journalist bij het Algemeen Dagblad, slaagde er ook na een uitgebreide correspondentie niet in om toegang te krijgen tot de kolommen van De Klinker. Zijn klacht bij de Raad voor de Journalistiek werd niet ontvankelijk verklaard; de raad achtte zich ‘niet tot oordelen bevoegd’ omdat het periodiek door vrijwilligers wordt beheerd, wier gedragingen, bij ontstentenis van geldelijke vergoeding níét tot journalistiek handelen gerekend worden. ‘Voor klager blijft de weg openstaan naar de gewone rechter,’ verduidelijkte de raadsvoorzitter. Het is de enige weg die Robbemond bewandelen kan: klagen bij de uitgeefster van het blad, de Stichting Werkverband Opbouw Scheveningen, heeft minder kans van slagen, omdat mevrouw Spaans aldaar de kantine beheert.
De Noordgroningse gemeente Uithuizermeeden zal, gezamenlijk met de naburige gemeente Spijk, op 2 september de honderdste geboortedag vieren van Willem de Mérode. De ‘belangrijkste protestantschristelijke dichter van Nederland uit de eerste helft van de twintigste eeuw,’ zoals De Mérodes biograaf én organisator van de Uithuizermeedense festiviteiten Hans Werkman hem noemt, wordt geëerd met een gedenksteen in zijn geboorteplaats Spijk, en een tweeënhalf meter hoog gedenkteken aan de Lijnbaan in Uithuizermeeden. In die gemeente belde op de avond van 26 februari 1924 de marechaussee aan bij meester Willem Eduard Keuning: de reden tot de arrestatie die volgde was voor het nieuws- en advertentieblad voor Noord-Groningen De Ommelanden té verschrikkelijk om bij de naam te noemen: ‘De onderwijzer W.K. alhier is, als verdacht van ontoelaatbare handelingen, ter beschikking der justitie gesteld.’ Het schoolbestuur ontsloeg meester Keuning nog vóór de veroordeling wegens seksuele handelingen met een minderjarige jongen; de kerkeraad achtte zich, ondanks Keunings beleden berouw, genoodzaakt ‘dezen broeder’ de toegang tot het Heilig Avondmaal te ontzeggen. Maar alles is nu vergeven en vergeten, al zal het de eerste keer zijn dat in de twee gemeenten aandacht wordt besteed aan de beroemde plaatsgenoot. De herdenkingsbijeenkomst vindt plaats in dezelfde Gereformeerde Kerk waar Keuning ter kerke ging, het gedenkteken, twee spitsbogen bekroond door een kubus met teksten uit het werk van Keuning/De Mérode, heeft iets weg van een kathedraal, en de nu 81-jarige heer Ekko Ubbens uit Assen zal het onthullen. Ubbens inspireerde ten tijde van de verschrikkelijke gebeurtenissen ongeweten
zijn onderwijzer tot menig gedicht, ‘aan Okke’ opgedragen, een omzetting die door speurwerk van De Mérodes biograaf ontdekt werd. Bij uitgeverij De Prom verschijnt een tweedelige gebonden uitgave van het werk van De Mérode: 1700 bladzijden, waarvan een groot gedeelte nimmer voordien in druk verscheen.
de kunst van het kohen
Twintig culinaire journalisten kregen bezoek van uitgever Jacques Meerman van uitgeverij Kosmos, die hen - na een expres enigszins mysterieus telefoontje - een bordje met Koud gevogelte in gelei kwam aanreiken, samen met een besprekingsexemplaar van De kunst van het koken, de tot één deel teruggebrachte Nederlandse vertaling van het tweedelige standaardwerk Mastering the Art of French Cooking van Julia Child, Louise Bertholle en Simone Beck uit 1961. Een van de vertalers, Joost Schipper, voerde zijn eigen instructies voor de Volailles en Escabèche in twintigvoud uit, wat voor anderen dan Schipper, auteur van Koken voor veel mensen, een heel karwei moet zijn. Schipper smokkelde naar eigen zeggen wel enigszins met de gelei: ‘Die heb ik meer laten indikken dan het hoort, voor de vervoerbaarheid.’ Jacques Meerman is zeer tevreden over de stunt: ‘Dineetjes krijgen de culinair journalisten al elke week aangeboden. We hebben juist géén prachtig opgemaakte schotel gezonden, om het aspect van de lichte omkoping een beetje weg te drukken.’ Culinair journaliste Berthe Meijer vermeldde met enige gegeneerdheid het onverwachte bezoek in haar recensie van De kunst van het koken in NRC Handelsblad. Niet omdat ze geschokt is door dergelijke vriendelijke gestes: ‘Breek me de bek niet open over wat je aangeboden wordt. Normaal weiger ik zulke dingen, maar ze kwamen hier zo vrolijk de trap op dat ik niet weigeren kón. Toen ze weg waren ben ik gaan proeven, en toen kon ik helaas merken dat er met het recept gesjoemeld was.’