Een laatste strohalm, maar altijd aanwezig
De vele boeken over het jodendom en de vele soorten joden
Judaism door Nicholas de Lange Uitgever: Oxford University Press, 156 p., f 28,-
A special legacy An Oral History of Soviet Jewish Emigrés in the United States door Sylvia Rothchild Uitgever: Simon and Schuster, 333 p., f 64,35 Importeur van Ditmar
Conflicts and contradictions door Meron Benvenisti Uitgever: Villard Books, 210 p., f 55,85 Importeur Van Ditmar
A certain people American Jews and their lives today door Charles E. Silbermann Uitgever: Summit Books, f 32,75 Importeur Van Ditmar
Mein judentum door Hans Jürgen Schultz (red.) Uitgever: DTV, 244 p., f 14,65 Importeur Van Ditmar
Andere recent verschenen boeken over hetzelfde onderwerp:
Arab and Jew Wounded Spirits in a Promised Land door David K. Shipler Uitgever: Bloomsbury, 596 p., f 68,75 Importeur Nilsson & Lamm
From time immemorial The Origins of the Arab-Jewish Conflict over Palestine door Joan Peters Uitgever: Michael Joseph, 601 p., f 73,80 Importeur Nilsson & Lamm
Jiddisch Das Abenteuer door Salcia Landmann Uitgever: Ulstein, 473 p., f 29,25
Chris van der Heijden
We waren met een gezelschap bijeen om te praten over de 4/5-meiviering in Amsterdam. Onder de aanwezigen was een joodse vrouw die vertelde dat ze iedere keer fysiek leed wanneer er in de media iets vertoond werd over de holocaust. Iedereen kon dat begrijpen. Ongeveer een half uur later raakte ik met haar in gesprek over de vraag wie of wat een jood is. Zij beweerde dat mensen joden zijn als ze uit joodse ouders (moeder) geboren worden en dat het jood-zijn bovendien te maken heeft met het aanvaarden van een traditie en een pijnlijk verleden. Op deze punten konden we elkaar vrij gemakkelijk vinden. Je bent katholiek als je ouders katholiek zijn; katholicisme impliceert ook bewustzijn van een traditie en een pijnlijk verleden (al is die pijn niet navenant en werd ze meestal door de ander ervaren). Hetzelfde geldt voor het protestantisme, socialisme enzovoort. ‘Stel nu,’ zei ik, ‘dat je weliswaar uit een katholieke traditie stamt maar daarmee niets meer te maken wilt hebben. Dan ben je niet langer katholiek, ook al realiseer je je dat afkomst en achtergrond zich niet zomaar af laten schudden. Je blijft hoogstens christen omdat dit woord een bestanddeel is van het begrip ‘westers’. Zij aanvaardde dit maar ontkende dat het ook voor joden geldt: je bent en blijft joods, of je wilt of niet. Dit nu ontlokte mij een opmerking die in het gezelschap bijzonder slecht viel: ‘Daarmee,’ zei ik, ‘neem je hetzelfde standpunt als de antisemieten in; de nazi's zeiden dat ook: Jude, Halbjude, Vierteljube. Hoe je er zelf over denkt, doet niet ter zake. Eens jood, altijd jood.’ Ik wist de pijnlijke stilte die volgde nog enigszins te verzachten door erop te wijzen dat haar standpunt tegen mijn humanistisch gevoel voor ‘menselijke vrijheid’ inging, maar veel viel er niet meer te redden. De vrouw was gekwetst, de avond verpest. En ik ging
naar huis met een probleem: was wat ik beweerd had werkelijk zo stom?
Volgens Nicholas de Lange (in Judaism) is er een fundamenteel verschil tussen christendom en jodendom. ‘Jood-zijn,’ zo zegt hij, ‘betekent eerst en vooral behoren tot een groep, het joodse volk. Het geloof is daarbij secundair.’ En hij vervolgt: ‘Het contrast met het christendom spreekt voor zich: de christen behoort tevens tot een gemeenschap (corporate entity), de christelijke kerk en de christen kunnen daarom ook door hun geloof getypeerd worden.’ Ik vermoed dat die vrouw daarmee in zou stemmen: jodendom is meer dan een geloof; een geloof kan je afzweren, dat ‘meer’ niet of nauwelijks. Daar lijkt veel voor te zeggen maar die vereenzelviging van christendom en geloof is gewoon onzin: wat is die ‘Christian church’ waar De Lange het over heeft? Er bestaat een katholieke kerk met een duidelijke hiërarchie; de calvinistische kerk is al veel moeilijker aan te wijzen, de Anglicaanse gemakkelijker, de lutherse weer moeilijker. Je kunt van protestant katholiek worden, van lutheraan calvinist; je kunt ook uit iedere kerk stappen, maar kun je ophouden Christen te zijn? Jodendom wil volgens De Lange zeggen dat je behoort tot een volk. Dat kan je van het christendom inderdaad niet beweren. Maar het christendom is (was) wel een typisch Europees verschijnsel. Het behoort bij een gebied en de inwoners van dit gebied ademen het christendom dan ook in als de lucht die er hangt. Het is ook even ijl en ongrijpbaar als die lucht, maar bestaat daarom niet minder. Een bepaalde moraal zit ons zo ingebakken dat je je soms verbijsterd afvraagt hoe je eraan komt en vooral: hoe je er weer af komt. Opvattingen over het huwelijk, de man-vrouwpositie, het mijn en dijn, geboorte, dood, ze zijn alle te herleiden tot het christendom; in de loop van een gecompliceerd secularisatieproces zijn ze ook alle aangepast maar dat verandert niets aan de ‘christelijke
basis’. ‘Christendom’ is met andere woorden een cultureel, geen religieus begrip. Het staat voor niets anders dan voor een vage ondergrond die alleen in vergelijking betekenis krijgt. Maar als je zo doorredeneert volgt vanzelf de conclusie dat je ook het christendom niet kunt verlaten, zelfs als je dat zou willen. Toch is dat onjuist: het gebeurt tenslotte dat westerlingen - christenen - zo doordrongen raken van een Indiase, een boeddhistische of primitieve cultuur dat ze zich niet langer ‘christen’ voelen. En waarom zou hetzelfde dan niet voor joden kunnen gelden?
In de Verenigde Staten woont het gros van de circa veertien miljoen joden die er op de aardbol rondlopen, namelijk 44%. Positie en denkwereld van deze joden hebben in ieder geval sinds de Tweede Wereldoorlog een fundamentele verandering ondergaan. Als Charles Silbermann (A certain people. American Jews and their lives today) over zijn jeugd in de jaren twintig en dertig spreekt, zegt hij: ‘Op de beide Ivy League universiteiten waar ik lessen volgde, mocht het aantal joodse studenten nooit meer dan 20% tot 25% van het totaal bedragen en was het contact met de niet-joden beperkt tot het klaslokaal. Joden en niet-joden hadden nauwelijks een gemeenschappelijk sociaal leven. In de professionele wereld was er zelfs nog minder contact. Sommige beroepen - zoals dat van ingenieur - waren feitelijk voor joden niet toegankelijk en slechts een klein aantal werd toegelaten tot de medicijnen, de journalistiek en het academisch leven. Het was voor een jood met zakelijke belangstelling bovendien zinloos om een baan te zoeken bij een groot bedrijf. Zelfs de telefoonmaatschappij nam geen mensen aan van wie ze wist dat ze joods waren... Hoe anders is de situatie van mijn kinderen en van de generatie waarvan zij deel uitmaken. Hun keuze voor een school, voor werk of een woonplaats wordt op geen enkele manier negatief beïnvloed door hun joodse komaf. Zo liep mijn oudste zoon college op Harvard Law School in een tijd dat de dean en de helft van zijn staf joods waren... Voor mijn kinderen en de andere leden van hun generatie is gelijkheid een feit, niet enkele een verlangen.’ Je zou verwachten dat joden in deze ‘open society’ langzaam hun joodse status kwijtraken maar dat is volgens Silbermann niet het geval. Integendeel. Het jodendom wordt niet langer als een last ervaren zoals in zijn jeugd. Juist toen rebelleerden joden vaker tegen hun ‘groep’ omdat zij als gewone mensen behandeld
wilden worden. En nu ze uiteindelijk zo behandeld worden, geeft dat joods-zijn alleen maar een extra dimensie aan hun Amerikaans staatsburgerschap. Onderzoekers die dan ook menen dat het verdwijnen van traditionele uitingen - zoals het spreken van Jiddisch of het naleven van bepaalde eetgewoonten - wijst op het vervagen van die joodse wereld, vergissen zich volgens hem. Ze zien niet dat er nieuwe vormen voor in de plaats zijn gekomen: met name de verdediging van Israël en de inzet voor Russische joden.
Een ander voorbeeld. In A special legacy. An oral history of Soviet Jewish emigrés in the United States vertelt Sylvia Rothchild over de ervaringen van circa 65.000 joden die in de jaren zeventig de oceaan overstaken. Een groot deel van hen praat als die anonieme vrouwelijke filosofe die geen enkele verbondenheid met het jodendom voelt en ontkent dat het scheldwoord ‘jood’ haar naar die groep dreef waarvan de leden dezelfde kreet naar hun hoofd geslingerd kregen. ‘Diep in mijn hart,’ zo zegt een ander, ‘voelde ik me Russisch, niet joods. Ik wilde als ieder ander zijn, een Russisch gezicht hebben en een Russische naam.’ En toch emigreerden deze mensen naar de Verenigde Staten toen de Sovjets daartoe gelegenheid boden. ‘Vele emigranten,’ aldus Rothchild, ‘spraken over het jodendom als een “kwestie van bloed” (a matter of blood), als iets dat ze niet konden beheersen. Ze ervoeren het als iets “mysterieus... ongrijpbaars”, een gevoel dat van tijd tot tijd opborrelt.’
Een derde voorbeeld - het meest persoonlijke en daarom ook het meest veelzeggende - uit het prachtige boek met de slechte titel van Meron Benvenisti Conflicts and contradictions. (Slecht is deze titel omdat hij de persoonlijke betrokkenheid van de schrijver niet uitdrukt en niet duidelijk maakt dat het hier net zo goed om memoires als analyse gaat). Benvenisti is de zoon van een van de mannen die sinds 1948 meehielp om de joodse staat te vestigen en zijn opvoeding was daar ook naar. Al vroeg werd hem gevoel voor de joodse traditie en het joodse lijden ingeprent. Zo reageerde zijn vader verbolgen toen hij een keer naar Spanje wilde gaan. ‘Als je grootvader nog leefde zou hij dat nooit toegestaan hebben,’ zei hij, ‘want toen ze ons in 1492 verdreven, zwoeren wij dat we nooit meer een voet op die bodem zouden zetten.’ Waarop Benvenisti natuurlijk antwoordde dat dit vijfhonderd jaar geleden was. ‘Dat doet niet ter zake. Ieder individu in iedere generatie is verplicht om te handelen alsof hijzelf uit Egypte verdreven werd.’ Met die achtergrond begon ook de zoon zich in te zetten voor Israël, eerst als jeugdleider, vervolgens als militair (1967, 1973) en uiteindelijk als loco-burgemeester van (Oost-)Jeruzalem. In deze functie raakte hij in conflict met burgemeester Teddy Kollek en de joodse burgerij van de stad. Gevolg was dat hij zijn baan op moest geven. Sindsdien heeft hij zijn oude stiel van historicus weer opgepakt en publiceert hij regelmatig in onder meer The New York Review of Books en The New York Times.