Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdDe bevroren vrouw door Annie Ernaux Vertaling: Marianne Kaas Uitgever: De Arbeiderspers, 163 p., f 29,50Rudi WesterHet is altijd opvallend hoeveel mannen het literaire hazepad kiezen zodra het werk van Simone de Beauvoir ter sprake komt. Saai, schooljuffrouw, kil, rigide stijl, de mindere in het denken vergeleken met haar partner Sartre, een hele reeks van dergelijke kwalificaties is zonder enige moeite uit artikelen of gesprekken over haar te distilleren. Trouwens, echt lézen doe je zo'n juffrouw toch ook niet? Haar romans zijn te zwak, haar dagboeken oninteressant en haar theoretisch werk is gedateerd. Eenzelfde lot zal ongetwijfeld Annie Ernaux met haar De bevroren vrouw ten deel vallen, en ook weer ten onrechte. Hoewel deze (autobiografische) roman in eerste instantie alleen maar de treurige illustratie lijkt te zijn van de Beauvoirs uitspraak dat ‘een vrouw zich moet hoeden voor de valkuil van moederschap en huwelijk. Ook als ze graag een kind zou willen, moet zij goed bedenken onder welke omstandigheden zij het zou moeten opvoeden: moederschap komt in de huidige samenleving neer op slavernij’ (in een gesprek met Alice Schwarzer), het is veel meer dan dat. De bevroren vrouw kwam in 1981 in Frankrijk uit, drie jaar voordat Ernaux de Prix Renaudot kreeg voor La place, dat in het Nederlands verschenen is onder de titel De plek. Daarin ontleedde zij haarscherp de kloof die ontstaan was tussen haar afkomst: kruideniersdochter in een klein Normandisch plaatsje, en haar huidige positie, lerares in een grote stad. In sobere, door de van elk overbodig woord ontdane observaties welhaast dwingende stijl, legde zij de Werdegang van een dochter uit ‘het volk’ bloot, de transitie van het ene milieu naar het andere, gesymboliseerd door een complete verandering in taalgebruik. In De bevroren vrouw markeren vooral de leesgewoonten de verschillende etappes in het leven van de ‘ik’ die hier aan het woord is. Betekende het lezen op negenjarige leeftijd van Gejaagd door de wind dat het kind van ouders met een café-annex-kruidenierszaak, dat zij haar omgeving ontgroeide, de lectuur daarentegen, als ze veertien jaar is, van de romannetjes van Delly en Magali (de Franse tegenhangers van onze Bouquetreeks) geeft aan dat ze in het kader van de puber-die-gelijk-wil-zijn-aan-anderen weer precies aan de wetten van haar milieu gehoorzaamt. Zij analyseert wat de beroemdste vrouw uit de Franse literatuur, Madame Bovary, die te gronde ging omdat ze te veel romans gelezen had en dacht dat het werkelijke leven ook zo was, niet door had: ‘Vrouwenlectuur, misschien is die er wel schuldig aan dat ik zo willoos ben, later.’ Maar Madame Bovary kreeg niet de kans te studeren, zij wel. Dus leest ze Sartre en Camus, ‘bevrijdende lectuur waardoor ik definitief van de damesblaadjes en de damesromans afraak,’ Echt helpen doet het niet want ondanks haar graad in de Franse letterkunde zullen huwelijk en moederschap ervoor zorgen dat zij als toppunt van waardering Elle en Marie-Claire van haar echtgenoot cadeau krijgt: ‘Een trap die je tegenstribbelend afloopt, dat vat mijn hele leven als vrouw samen.’ Met nog geen dertig jaar, twee kinderen aan haar rokken en een baan als lerares omdat dan ‘de omgeving er geen centje pijn van ondervindt’, is de zo opgewekt begonnen kruideniersdochter aan het eind van haar verhaal een ‘bevroren vrouw’. Dat is het, al dan niet aangenaam aandoend, belangrijkste thema. Maar daarbuiten tekent de verhalende persoon, uit vaste wil zicht te krijgen op de weg die zij als vrouw heeft afgelegd, met prachtig gekozen beelden en een ijzersterk geheugen voor veelzeggende details de achtergronden en invloeden van het dorpsleven in Frankrijk. De tieners die giechelend in die saaie gehuchten om de plaatselijke fontein heen hangen, de mannen die luidruchtig een non-conversatie achter hun pastis voeren, de vrouwen die over huur en ruilverkaveling praten en eigenlijk de touwtjes in handen hebben. En, later, op de universiteit weer vervreemding omdat ‘een meisje uit de streek rond Dieppe dat een beurs gekregen heeft en nog Normandische woorden gebruikt’ belachelijk gevonden wordt. Zo beschreven lijkt het een treurzang, maar Ernaux weet aan die valstrik te ontkomen door haar zeer eigen stijl. Door mensen sprekend in de indirecte rede op te voeren, door de losse verhaaltoon die schokkend contrasteert met de precisie van de herinnering en door de nauwkeurigheid waarmee zij haar woorden kiest, sleept zij de lezer - nou ja, ongetwijfeld de vrouwelijke lezer - mee in dit bijna sociologische portret van een meisjes uit de provincie. Madame Bovary kon roman en realiteit niet scheiden, en ging eraan dood. Annie Ernaux is haar eigen romanpersonage, en onthult steeds verder de romaneske leugen in het leven. Schrijven is overleven, kennelijk. ■ |
|