Onbetrouwbare bon-vivants
Het boek van Marie door André Baillon Vertaling: Frans Denissen en Gisèle van Dongen Uitgever: In de Knipscheer, 278 p., f 29,50
Eric Gobbers
De Franstalige Belgische auteur André Baillon moet wel een verscheurd man zijn geweest. Toen hij in 1932 op zevenenvijftigjarige leeftijd een eind aan zijn leven maakte, had hij het allemaal gehad: een jeugd als wees, een strenge opvoeding op katholieke scholen, daarna de traditionele losbandige periode, verscheidene stormachtige liefdesverhoudingen, een verblijf in een psychiatrische inrichting en tussendoor de hele tijd de moeilijkheden om in zijn levensonderhoud te voorzien en de problemen van het schrijverschap. Het valt allemaal te lezen in zijn werk, dat een nauwelijks verholen autobiografische inslag heeft. Vooral Het Boek van Marie, dat voor het eerst verscheen in 1921, is een regelrecht verslag van een periode uit zijn eigen leven: dat van zijn huwelijk met de ex-prostituée Marie Vandenberghe.
In het eerste deel van het boek wordt verteld hoe Marie's leven eruitzag voor ze haar echtgenoot, Henry Boulant, ontmoette. Dit eerste deel herinnert sterk aan een Maupassant-verhaal: onbetrouwbare bon-vivants van mannen, verleidelijke vrouwen en de eeuwige strijd tussen die twee groepen. Marie heeft onwaarschijnlijk veel pech: een vader die haar slaat, een eerste minnaar die haar zwanger achterlaat, een kind dat maar enkele maanden leeft, een andere minnaar die haar voor zich laat tippelen in Londen. Terug in Brussel wordt ze gered door een man die van haar houdt, maar die sterft kort daarna. Je kan het niet zo droef bedenken, of ze heeft het meegemaakt.
De aandacht verschuift in deel twee naar het mannelijk personage, waarachter de schrijver schuilgaat. Marie en Henry Boulant leren elkaar kennen via een advertentie. Lang duurt het niet voor ze samenwonen. Maar van al de mannen van Marie is Henry wel de meest complexe. Hij is een schrijver zonder geld, zeer wisselvallig van humeur, onbetrouwbaar in zijn verlangens en afspraken. Marie kan hem niet altijd goed volgen, maar stemt gewoontegetrouw in met zijn beslissingen.
Henry's behoefte aan een geestesvriendin groeit. Zijn doel is schrijven, maar het lukt niet al te best. Wanneer hij zich genoodzaakt ziet een baan te nemen als redacteur bij een krant, heeft hij helemaal het gevoel onder een stolp te zitten. Zijn werk interesseert hem niet: wat hij wil is ‘een idee tot het eind doordrijven, het absolute binnengaan en aldus volgens het bekende woord de volmaaktheid bereiken’. Maar als schrijver kan hij zich (nog) niet waarmaken. Uiteindelijk verlaat Henry Marie om samen te gaan leven met de pianiste Germaine Lévine. Enige tijd later levert hij Het Boek van Marie af.
Ondanks al hun zwakheden en onhebbelijkheden kunnen de twee hoofdpersonages op de volle aandacht van de lezer rekenen. Vooral Baillons alter ego. Henry Boulant, is mooi beschreven: hij zoekt, tast af, en houdt daarbij rekening met het duistere aspect van zichzelf. In de beschrijving van de complexe man-vrouw verhouding en van de eigen obsessies en twijfels slaagt André Baillon erin via een vrij sobere stijl een groot begripsvermogen aan de dag te leggen voor zijn wat zelfkanterige personages die zo erg op zoek zijn naar geluk en evenwicht, maar er op een of andere manier steeds opnieuw naast grijpen. Zoals in het echt, als het ware.
■