Werksters
Eén straf op de overvloed was toen, net als nu: verdovende middelen - letterlijk, want naar het schijnt was een deel van de tabak ‘gesausd’ met cannabis sativa, vertrouwd voor Hollandse reizigers in India en de Levant. Laveloze dronkenschap, apathie en doezeligheid werden een vaste topos in een groot deel van de Hollandse schilderkunst. Dat was allemaal koren op de molen van de Nederlandse Hervormde Kerk, die de heersende moraal vertegenwoordigde. Tabak, sterke drank, zelfs Braziliaanse suiker, het was allemaal het werk van de duivel. In de jaren veertig van de zeventiende eeuw waren er al meer dan vijftig suikerraffinaderijen in Amsterdam. Ook nu nog zijn de Nederlanders zoetekauwen, met een voorliefde voor wafels, bonbons en pannekoeken - alleen is de gebitsverzorging sterk verbeterd. Hoe het volk dan te redden van verdrinking in zo veel lekkers? Want die obsessieve angst kon alleen worden uitgedrukt in dat bijbelse visioen van de zondvloed. De morele geografie van Nederland vereiste voortdurende waakzaamheid. Vrijheid en waterbouwkunde gingen hand in hand. Soms moesten de dijken worden doorgestoken tegen de Spanjaarden (om in 1574 het beleg van Leiden op te heffen) of tegen het oprukkende leger van Lodewijk XIV honderd jaar later. Soms overspoelde de waterlinie eigener beweging het land. Rampzalige overstromingen in 1726 en 1728 werden uitgelegd als tekenen van Sodom: en in 1731, toen de dijken langs de Noordzee het over een grote lengte begaven en hele dorpen verdronken, vond er een sodomievervolging plaats waarbij meer dan 250 veroordelingen vielen en een veertigtal jongens en mannen werd gewurgd en verdronken.
Maar die hysterie was uniek. Een zeker ceremonieel en zelfgenoegzaam liberalisme, met als basis het gezin, ligt meer in de Nederlandse lijn. Vreemdelingen vestigden in de zeventiende eeuw de aandacht op het merkwaardige schouwspel van paren die elkaar vrijelijk liefkoosden in het openbaar, zoals bejaarde Nederlandse echtparen nog altijd arm in arm wandelen. Gezinnen hadden gemiddeld maar twee kinderen, terwijl, zoals de hele wereld weet, in het huishouden properheid grensde aan goddelijkheid; en een schoonmaakattribuut was (en is nog altijd) een patriottisch symbool. Het was geen toeval, schrijft Schama, dat Maarten Tromp een bezem aan de boegspriet van zijn vlaggeschip bond om de tirannen, piraten en papen van de zeeën te vegen.
Embleem van Jacob Cats, Self-Stryt, in: Verzamelde Werken (1655)
De enige vrouwen die te midden van de vrouwenhaat in traktaten uit die tijd ondubbel zinnig als rechtschapen worden voorgesteld, zijn de werksters, alsof de Nederlanders altijd instinctief weet hebben gehad van Mary Douglas' antropologische definitie van vuil als ‘materie die niet op haar plaats is’. Vandaar ook het belang van de was, van bleken en schone lakens. Maar dat kan ook gepaard gegaan zijn met een naar verhouding grotere echtelijke en financiële vrijheid voor vrouwen. In 1742 was 15% van alle belastbare ondernemingen in Amsterdam en 24% van die in Leiden eigendom van vrouwen. Maar, voegt Schama eraan toe: ‘Het ziet er ook naar uit dat het overgrote deel van die inkomens eerder ging naar weduwen dan naar getrouwde vrouwen die zelfstandig zaken deden. Het is zelfs nog altijd zo dat Nederland, met een van de oudste en rijkste tradities van het moderne feminisme in Europa, een van de laagste percentages moeders onder de beroepsbevolking heeft.’
Want de Nederlanders hechten er nog altijd aan dat moeders voor hun schoolkinderen tussen de middag thuis eten klaarmaken. Liefde (ofwel moedervreugd) begint thuis; en de Hollandse schilderkunst, aldus Schama, geeft het eerste langdurige beeld van ouderlijke liefde in Europa. ‘Over zindelijkheid,’ voegt hij eraan toe, ‘hadden de zeventiende-eeuwse schrijvers niets te leren van dr. Spock.’ ‘Laat hen vrijelijk spelen en laat de school het spel gebruiken voor hun rijping,’ schreef de geneesheer Johan van Beverwijck, ‘anders zullen ze tegen leren zijn voordat ze weten wat leren is.’ Voor mensen buiten het gezin bestonden er wijdverbreide voorzieningen in liefdadige instellingen voor de armen, de zieken, de wezen, de invaliden, de leprozen, de ouden, de zwakken. De welzijnszorg is iets waar Nederland in het overgrote deel van de rest van de wereld nog altijd om benijd wordt.
Zelfs prostituées maken een gezellig tweede huisje binnen een soort omgekeerde gezinsmoraal. Tot op de dag van vandaag heeft de Amsterdamse rosse buurt iets huiselijks, met haar kanten gordijnen en potplanten. Zelfs seksgidsen voor Amsterdam zijn altijd voorradig geweest, in de vorm van Amsterdamsch Hoerdom (1694), met ruwe gravures en een familiaire documentaire stijl. De meest opzichtige rodelampengordel was toen net als nu in en om het havengebied van de Zeedijk en omgeving. Zelfs de zakkenrollers stropen nog altijd dezelfde route af tussen Damrak en Leidseplein.