Tijdschrift
Een late lente voor Optima dit jaar, dat in de zomerhitte het eerste nummer van de vijfde jaargang laat verschijnen. De reden voor de vertraging, meldt de redactie, is dat het tijdschrift van uitgever gaat veranderen. Het karakter van Optima is al enigszins aan het veranderen. Optima is zo langzamerhand echt een tijdschrift voor neerlandici aan het worden. Het is voor de lezers steeds meer opletten geblazen. Er wordt nogal wat achtergrondkennis verondersteld bij de literair-historische bijdragen aan dit nummer. Ook bij het volgen van een polemiek, realiseer ik me nu, moet je goed op de hoogte blijven. Als je voorgaande stukken gemist hebt, is zo'n polemiek vaak oninteressant en soms onbegrijpelijk. Ad Fransen doopte in het vorige nummer zijn pen in venijnige inkt en ontmaskerde een artikel van Rien Segers uit Literatuur 1986/5. Nu reageert Hans van den Bergh daar weer op in een weinig adequate verdediging van hoe het in de wetenschap toegaat. Hij wil best geloven dat Segers' artikel in Literatuur alle mogelijke gebreken vertoont, zegt hij, maar hij heeft het artikel... niet gelezen. Blijkbaar heeft Fransens kritiek hem er toch afdoende van weerhouden om van het stuk kennis te nemen. Van den Bergh vindt dat voor het schrijven van een warrige apologie van Segers' werkwijze zo te zien geen bezwaar. Een nieuwe aanval van Ad Fransen is gericht op H. van Galen Last, die in 1986 het boekje De spoken van W.F. Hermans publiceerde. Nu heeft de verhouding tussen Van Galen Last en Hermans al een langdurige voorgeschiedenis, dus degenen die daar niets van weten moeten eerst eens goed hun ogen uitwrijven voor ze Fransens stuk gaan lezen. In 1961 al in het Hollands Weekblad (de voorloper van Hollands Maandblad) valt Van Galen Last Hermans aan in een stuk dat De spoken van Dirk Coster heet. De titel van dat stuk is dan
weer een knipoog naar Uren met Dirk Coster, het bekende polemische boek van E. du Perron. En dan zijn we er weer: het lijkt er soms echt op dat de naoorlogse letterkundigen nog steeds verdeeld zijn in bewonderaars en verguizers van Du Perron en Ter Braak. Dit schotschrift van Van Galen Last is eigenlijk wel een heel erg vertraagde reactie en de opgeheven wijsvinger van Fransen is daardoor toch ook niet zo interessant meer. Verder bevat Optima, zoals gezegd, nog een aantal literair-historische bijdragen waarvan het lezen wordt vergemakkelijkt als je al iets van de stand van zaken in de neerlandistiek weet. Henk Pröpper waagt zich op het terrein van Harry Prick en geeft een heel andere verklaring voor Van Deyssels fascinatie voor de mystiek dan de grote Van Deyssel-kenner zelf heeft. De lectuur van Joris Karl Huysmans' romans Là-Bas en En Route leidde Van Deyssel naar de middeleeuwse mystici, legt Pröpper uit. Hans Renders beschrijft het korte leven van het Vlaams-Nederlandse tijdschrift Werk. Van januari tot december 1939 verscheen dit tijdschrift met bijdragen van vooral veel jonge dichters die later bekend raakten. Renders beschrijft het ontstaan van Werk naar aanleiding van gesprekken met de redacteuren Adriaan van der Veen en Jan Schepens en met de uitgeefster Angèle Manteau. Greshoff is eigenlijk de initiatiefnemer geweest voor Werk omdat hij zo veel kopij van veelbelovende jongeren kreeg aangeboden voor zijn tijdschrift Groot Nederland die hij daar niet meer in kwijt kon. Uitgebreid geven de geïnterviewden de petite histoire van het letterkundig leven in Brussel en Amsterdam vlak voor de Tweede Wereldoorlog. In het eerste deel van E. du Perron en zijn uitgevers tenslotte geeft Ad Hodinius in Optima een beeld van de haat-liefderelatie die Du Perron
met zijn uitgever A.A.M. Stols had.
EVA COSSEE