Naïeve komiek
De hand van een vreemde is een uitermate visueel en zintuiglijk boek en het is een verrassing dat Van Warmerdam niet alleen in beelden kan denken, maar ze ook zo zuiver kan opschrijven. Hij is zo weinig op effectbejag uit dat hij zijn zinnen zo kort mogelijk houdt - soms te kort. Ook al is het verhaal van De hand van een vreemde niet altijd meeslepend, het is een genoegen het kraakheldere Nederlands te lezen. Als er een equivalent voor minimal music zou bestaan, dan is dit minimale literatuur: visueel, zintuiglijk, de weergave van een geestelijke gesteldheid, aandacht voor het zichtbare en reacties daarop.
Alex van Warmerdam
vincent mentzel
In De hand van een vreemde bevindt de hoofdpersoon zich op een warm eiland (St. Tomas) voor een soort werkvakantie, want hij wil schilderen. Ter afwisseling gaat hij ook wel eens naar de film. Hij belandt in een soort parochiehuis waar hij flarden ziet van een film (omdat hij zijn aandacht laat afleiden door zijn buurvrouw). Wat hij van de film ziet brengt hem op de gedachte dat de hoofdpersoon eigenlijk een naïeve komiek is die voortdurend bezig is zich aan de macht van een zelfingenomen regisseur te onttrekken. Van zoiets is ook in De hand van een vreemde sprake, nog wel in twee betekenissen. De roman onttrekt zich allereerst aan het voorspelbare doordat het over iets gaat dat helemaal niet van deze tijd is en ook op geen enkele manier daarmee in verband te brengen is - behalve dat er wel eens sprake is van ‘toeristen’. Ten tweede zou men kunnen zeggen dat De hand van een vreemde gaat over de dwingende invloed die iemand (een vreemde) kan of wil uitoefenen: de regisseur in het geval van de naïeve komiek, de baas van het hotel in het geval van de schilderende hoofdpersoon. Hij wordt er zelfs weerspannig van, omdat hij al in het begin te horen krijgt dat hij dit en dat moet gaan schilderen: ‘Nu gaat hij mij natuurlijk steeds vragen of ik zijn advies al heb opgevolgd... En uiteindelijk weet hij me zover te krijgen dat ik daar een beetje tegen mijn zin zit te schilderen.’
De schilder is wat dit betreft ook nogal kwetsbaar, omdat hij niet zo erg zeker is van zichzelf; de ene dag wil hij ‘de hitte schilderen’. de andere dag wil hij de vuurtoren bij duisternis schilderen. Alle kleine overwegingen en handelingen worden minutieus beschreven, met op de achtergrond zijn enorme ambitie om een goed schilderij te maken. Vooral wanneer er verband is tussen deze groteske ambitie en alle toeren die de schilder uithaalt om er iets van in praktijk te brengen is De hand van een vreemde op een genoeglijke manier komisch. Wie de duisternis in de duisternis wil schilderen moet, denkt de schilder, bij daglicht zijn palet voorzien van de gewenste verf. Om in het dorp niet interessant als ‘de kunstschilder’ bekend te worden verbergt hij bij daglicht het palet met verf bij een urinoir in de buurt van de vuurtoren. Zelf gaat hij op een terras zitten waar hij de plaats van het palet in de gaten kan houden. Door de plaats steeds in de gaten te houden ziet hij van alles en een minimal comic als Van Warmerdam heeft dan al snel een ‘beeld’ voor zich: een langslopend gezin waarvan het jongetje drenzend ‘moet piesen’ bijvoorbeeld.