Hitsige insinuaties
Nabokov in verkeerde handen
The life and art of Vladimir Nabokov door Andrew Field Uitgever: Crown/Queen Anne Press, f 52,50
Gerard de Vries
Ongeveer een kwart eeuw geleden schreef John Updike dat Nabokov op dat moment als de grootste Amerikaanse schrijver kon worden beschouwd. Vorig jaar vormde het bericht dat Nabokovs roman De verdediging in Rusland zou worden gepubliceerd, voorpaginanieuws. Met grote snelheid probeert men daar de werken van de schrijver, die steevast weigerde naar zijn vaderland terug te keren, te remigreren. Zijn boek over Gogol wordt gepubliceerd in Novy Mir terwijl selecties van zijn romans, gedichten en toneelstukken in hoog tempo volgen. Artikelen en openbare lezingen komen als paddestoelen, of zo men wil als vlinders, te voorschijn. Ook al zullen Reagan en Gorbatsjov er wel niet aan te pas komen, er valt een hevige strijd te voorzien over de vraag of Nabokov een Russische dan wel een Amerikaanse schrijver is.
Ook Andrew Fields nieuwste biografie toont aan dat het voor de Russen, ondanks Lolita, een gewonnen partij is. Tweehonderd van het 375 pagina's tellende boek, het beste deel ervan, gaan over Nabokovs Europese jaren. Na de Russische revolutie vertrok ‘het leeuwedeel van Ruslands toenmalige kunstenaars en intellectuelen’ naar West-Europa, schrijft Field. ‘We redden ons uitstekend zonder Rusland,’ dichtte Nabokov. De Tweede Wereldoorlog vernietigde dit ‘onzichtbare land dat Emigratie heet’. Een aantal keerde terug, anderen kwamen om door de Duitsers, en enkelen, waaronder de Nabokovs, emigreerden opnieuw, naar Amerika. Nabokov had toen al een omvangrijk oeuvre geschreven (tien romans, duizend gedichten, toneelstukken en talloze kritieken) en werd algemeen beschouwd als de belangrijkste Russische schrijver, belangrijker dan Nobelprijswinnaar Boenin. En toen, in 1940, moest hij zonder zijn lezerspubliek helemaal opnieuw beginnen, in een nieuwe taal.
Het is Fields grote verdienste in dit nieuwe boek dat hij ons uitgebreid informeert over die dan afgesloten periode, nadat hij in 1967 al een omvangrijke studie aan Nabokov wijdde. His Life in Art, en tien jaar later een eerste biografie, His Life in Part. De titel van het nieuwe boek, V.N. The Life and Art, doet vermoeden dat een simultane bestudering van Nabokovs werk en leven tot nog betere uitkomsten leidt. Als dat zo is, heeft Field dat niet aangetoond. Het thema dat hij kiest. Nabokov als Narcissus, is zo weinig deugdelijk dat het maar enkele hoofdstukken standhoudt. De opmerking dat Lolita het omgekeerde verhaal bevat van zijn grootvaders huwelijk, is zo lukraak dat het zelfs als trouvaille niet aanspreekt. Het niveau van zijn onvolprezen Life in Art, een standaardwerk dat moeiteloos standhoudt in de stormvloed van publikaties, wordt in zijn jongste boek nergens voorbijgestreefd. Voor wat betreft het biografische deel is er wel van vooruitgang sprake, vooral waar het gaat om de jaren in Londen, Berlijn en Parijs. Het is onvoorstelbaar wat hij daarover heeft weten te achterhalen. (Hij is al jaren op zoek naar De stervende fakkel, een film uit de twintiger jaren waarin Nabokov als figurant optreedt. Field is het soort van biograaf die, als er ergens ter wereld nog een kopie is, hij hem uiteindelijk zal weten te vinden.) Voor wat de Amerikaanse jaren betreft, heeft Field het vooral gezocht in het vangen van (nog meer) anecdoten. Vrijwel alle voorvallen die eerder zijn beschreven in The Achievements of V.N. (een bundel naar aanleiding van het Nabokov-festival aan de Cornell University van 1983), hebben, niet altijd met bronvermelding, een plaatsje gekregen in het boek.
Achterop Fields eerste boek uit 1967 staat een foto van iemand die kan doorgaan voor een middelbare scholier, op zijn laatste van iemand wiens wijkende haargrens en minder strakke gelaatstrekken zijn stijgende leeftijd verraden: een leven gewijd aan Nabokov. Een Boswelliaans leven evenwel dat wordt gekenmerkt door tragiek. In Speak, Memory vermeldt Nabokov hem dankbaar als de schenker van een boek van zijn vader die in St. Petersburg een vooraanstaand jurist en politicus was. Field had dat in 1961, hij was toen 23 jaar oud, in Rusland op de kop getikt. In 1970 noemt Nabokov hem ‘My good friend’ naar aanleiding van zijn ‘briljante’ bijdrage in de feestbundel van TriQuarterly en verleent hij zijn medewerking aan Fields eerste biografie. Maar nadat hij kennis neemt van het resultaat, gaat het mis. Er volgde een loopgravenoorlog van vier jaar, waarbij
Vladimir Nabokov
Vervolg op pagina 11