Aangeklede kunstwerken
In 1983 werd op initiatief van een aantal beeldende kunstenaars, grotendeels geconcentreerd rond de hoofdstedelijke galerie The Living Room, een tijdschrift opgericht, met de bedoeling op andere wijze met het publiek en ook met elkaar te communiceren dan door middel van het kunstwerk. De naam van het kunstenaarstijdschrift werd Code; het bleek een in beperkte oplage verspreid orgaan waarin zo veel mogelijk takken van kunst aan de orde kwamen. De kunstenaarsbijdragen varieerden van essays van schilders die eigen en andermans werk becommentarieerden tot bijvoorbeeld bijgevoegde zeefdrukken, literatuur, portfolio met hedendaagse fotografie, en verslagen van groepsgesprekken. De oorspronkelijke bedoeling was de redactiezetels te laten rouleren, om zo de diversiteit te waarborgen, maar als gevolg van de welbekende kinnesinne die zoiets met zich meebrengt werd er door de centrale figuur rond Code, de schilder Martin van Vreden, op een andere opzet aangestuurd. Inmiddels kent het blad de gangbare formule van een vaste redactie, bestaande uit Waling Boers en Dirk van Weelden, maar dit heeft geenszins afbreuk gedaan aan de onalledaagsheid van Code. Het verschil met de allereerste uitgaven is misschien dat de toon wat journalistieker is geworden, maar het leeuwedeel bestaat nog steeds uit kunstenaarsbijdragen, wat op de beste momenten de koper het idee geeft dat hij een kunstwerk in tijdschriftkledij heeft aangeschaft.
Het journalistieke schuilt hem in de pas verschenen zevende uitgave in een artikel van Paul Steenhuis over het voor en tegen van de mammoettentoonstellingen, een interview met de schilder Bart Domburg en een gesprek tussen twee kunstenaars die beiden werkzaam zijn in ‘the bad bussiness of 3-D work’, de Amerikaan Donald Judd en Niek Kemps, een van de twee Nederlanders die dit jaar vertegenwoordigd zijn op de Documenta in Kassel. Voor het overige bevat ook deze aflevering van Code vooral kunst: een polemisch getinte bijdrage van Frank Reijnders waarin Baudrillard over de pagina's lijkt te huppelen, de middenpagina's van Herald Vlugt, en literatuur van Koos Dalstra en Martin Bril. Tenslotte is er nog de bijgevoegde zeefdruk, en dit keer is het een nogal mystiek en eigenzinnig werk van een van de kunstenaars die de Duitse groepering de Mühlheimer Freiheit heeft voortgebracht, Jiri Georg Dokoupil. Wie Code trouw aanschaft, heeft inmiddels een aardige serie zeefdrukken in bezit want de bijdrage van Dokoupil werd voorafgegaan door onder anderen Peer Veneman, René Daniëls, Rob van Koningsbruggen (een kleurenkopie), Frank van den Broeck en Rob Scholte. Alleen al om die bijgeleverde zeefdruk is een uitgave van Code, dat nu een nog steeds beperkte oplage van 450 exemplaren heeft, het aanschaffen van waard, zeker gezien de opvallend lage prijs, f 17,50.
JZ
Het werk van David Hockney wordt aan de lopende band en over de hele wereld tentoongesteld. Regelmatig zijn er ook exposities van zijn tekeningen, zodat er menige catalogus is gemaakt. Het zien van deze catalogi met steeds dezelfde tekeningen moet Hockney zijn gaan vervelen, want onlangs was in Londen een tentoonstelling van zijn portrettekeningen die er nogal ongebruikelijk uitzag: hij had alle tekeningen onder het kopieerapparaat gelegd en de gezichten vergroot. Dat leverde voor degenen die bekend zijn met zijn tekeningen van Christopher Isherwood, Stephen Spender, Cecil Beaton, Henry Geldzahler en vele anderen een niet altijd even aangename verrassing op. Deze portretten in hun nieuwe gedaante staan nu in het boek Faces en het is met één blik duidelijk dat deze tekeningen onder het kopieerapparaat hebben gelegen: ze zijn grof van lijn geworden, smoezelig en vet. Een enkel keer pakt het goed uit, zoals in het geval van de gedistingeerd - sensuele portretten van Celia Birtwell, maar in het geval van Hockneys vroegere vriend Peter Schlesinger wordt het alleen maar erger zodat je een nog ontevredener snuit ziet. Faces 1966-1984 is uitgegeven door Thames and Hudson (importeur Nilsson & Lamm) en kost f 36,70.
CP
Bijdragen op deze pagina: Hans W. Bakx, Guus Middag, Joost Zwagerman en Carel Peeters