Vertwijfelden
De schrijfster, van rooms-katholieken huize denk ik, is een goedwillend iemand. Ze schreef dit boek, zoals zij zelf zegt, om te bereiken dat ‘alle vertwijfelden, allen die angst dragen, allen die het leven als zinloos ervaren, zich mogen verdiepen in deze mens, die het donkere tot op de bodem doorleed en het wist te transformeren in vertrouwen.’ Zij wil ons, via Kierkegaard, nader brengen tot ‘Hem-die-Is’. (Waarom die Hem-die-Is ook nog zo nadrukkelijk tussen aanhalingstekens moet staan is mij niet duidelijk). Dat is een lofwaardig streven, maar niet zo geschikt voor een objectieve biografische schets. De donkere kanten in het leven van Kierkegaard moesten wel onbesproken blijven. Dat hij in zijn Berlijnse jaren boemelde - geen woord erover. Dat hij waarschijnlijk van zijn vader syfilis erfde en dat hij daarom, nadat hij op zijn vijfentwintigste daarover was ingelicht, de verloving met Regina verbrak, zoals onder meer de medicus Carl Saggau veronderstelt - Veltman roert zelfs de mogelijkheid niet eens aan, zwijgt hierover in alle talen. Misschien vond ze dit alles te onsmakelijk om te vertellen, of vond ze dat ze vooral een verheven beeld diende te schetsen van Kierkegaard. Hoe het ook zij - aldus is een vertederend onnozele biografische schets ontstaan, die haast iets kinderlijk roerends heeft. Maria Veltman wil hóóg opzien tegen dit genie - iets dat ik ook wil, maar niet tot elke prijs.
Søren Kierkegaard
david levine
Als bloemlezing deugt het boek evenmin. Zonder veel samenhang of ordening worden her en der uit de werken en dagboeken en brieven van Kierkegaard fragmenten gelicht, veelal met een ‘positief christelijke instelling’, terwijl, alweer, in de keuze de schaduwzijden in het leven van Kierkegaard onbelicht blijven. Daarnaast krijgt de lezer ook geen duidelijk beeld van de filosofische achtergronden van de gekozen fragmenten. Dat Kierkegaard drie stadia onderscheidde op de levensweg, het esthetische, het ethische en het religieuze stadium, en dat hij meende dat men door ‘een sprong’ van het ene stadium in het andere kon komen, en welke rol daarbij verschijnselen als angst, vertwijfeling en herhaling speelden - het wordt onvoldoende duidelijk gemaakt. De commentaren van Maria Veltman bij de fragmenten zijn naïef simplistisch. Zelf zegt ze terecht: ‘Een geniale mens begrijpen gaat mijn vermogen te boven.’ Toch is het, ondanks al deze tekorten, een sympathiek boek. Het heeft echt iets roerends om zo'n eenvoudige, aardige vrouw in de weer te zien met het vreemde gedachtengoed van Kierkegaard. Aangezien Veltman absoluut niets pretentieus heeft, maar juist integendeel bescheiden en integer te werk gaat, spijt het me haast om op de tekorten van dit boek te moeten wijzen. Het is geen slecht boek, het is een uiterst onvolledig boek. Wie het ter hand neemt moet beseffen dat hij slechts een halve Kierkegaard aangereikt krijgt.
■