Illusie van de keuzevrijheid
Roman van Farooq Khalid op de rand van pseudo-filosofie
Black Mirrors door Farooq Khalid Uitgever: Jonathan Cape, 205 p., f 44,15
Louise Fresco
Op verschillende schilderijen van Jheronimus Bosch is het Laatste Oordeel op dezelfde wijze afgebeeld. Een mensenmenigte krioelt over de grond, de ogen wijd opengesperd van angst, en verzet zich tevergeefs tegen de monsters en duivels die hen naar de kwellingen van de hel slepen. Slechts enkelen worden in gelukzaligheid het paradijs ingevoerd. De overheersende indruk van die schilderijen is er een van verwarring - alsof de scheiding tussen verdoemde en geredde mensen niet zo'n eenduidige zaak is, ondanks de aanwezigheid van een ogenschijnlijk alwetende godsfiguur. Al is het Laatste Oordeel voornamelijk een christelijke uitvinding, de idee dat de verschillen tussen goed en kwaad op verschillende manieren beoordeeld kunnen worden, lijkt vrij algemeen. Wanneer menselijke daden voor meer interpretaties open- staan, of wanneer dezelfde daad in een andere context een totaal andere waarde krijgt, heeft dit fundamentele onzekerheid tot gevolg.
Black Mirrors van de Pakistaanse auteur Farooq Khalid biedt een Boschiaans caleidoscopisch beeld van deze menselijke worsteling met goed en kwaad en met de ambivalentie die daaruit voortvloeit. De roman speelt zich voornamelijk af in en rondom het Bara Dari Hotel in een sloppenwijk van een niet nader genoemde grote Aziatische stad. In de kleine, vaak raamloze kamertjes van het hotel, de smerige badkamers en de krotten daarachter heersen dood, rotting, armoede en geweld. Het verhaal begint met de vondst van het lijkje van een pasgeboren baby onder een trap in het hotel. In de verwarring die daardoor ontstaat, komt een vreemdeling naar voren en neemt het gebundelde lichaam mee. Op hetzelfde moment zegt iemand dat hij het kind en haar vader kent. Het is het begin van een uiterst complexe geschiedenis, waarin het uiteindelijk gaat om de vraag hoe de mens bepaalt hoe hij moet leven. Als de perverse Arif aan Fiazi, de denker, deze vraag stelt, zegt deze: ‘Het kan gebeuren dat iets ons goed toeschijnt, terwijl het in feite niet goed is... de schaduw van ieder ding is altijd goed, en we moeten alles in het licht van zijn schaduw beoordelen.’ Goede daden kunnen dus slechte schaduwen werpen, en omgekeerd.
Er worden in Black Mirrors talloze figuren opgevoerd die meestal zonder het te willen met elkaar verbonden raken. De gebeurtenissen dwingen hen telkens weer een keuze te maken tussen goed en kwaad. Maar de gebeurtenissen zelf zijn verre van eenduidig en nauwelijks goed te interpreteren. Mensen spreken onbegrijpelijke taal, lijden zonder dat de oorzaak bekend is en sterven op een zinloze wijze.
Het gaat Khalid duidelijk niet om een gedetailleerde beschrijving van personen - van hun achtergrond of uiterlijk komen we bijvoorbeeld nauwelijks iets te weten. Nee, ze zijn eerder symbolen, of actoren in het drama. Zo is er de Artiest, van wie we alleen horen dat hij meesterwerken schildert en dat er boven zijn kamerdeur een bordje hangt met ‘Love can wait, but lust cannot’. Aziz, de drugverslaafde, verkoopt zijn bloed in het ziekenhuis om zijn vader te overreden zijn moeder niet te mishandelen en mompelt verder onverstaanbare en onbegrijpelijke profetieën. Bashir, de wees, is wanhopig op zoek naar zijn echte ouders. Maar voor hij zijn waarschijnlijke moeder, een prostituée, kan vinden, wordt zij wreed vermoord. Arif en Gaman, de huurmoordenaar, zijn de verpersoonlijking van het kwaad. Beiden vertonen sadistische trekken. Arif verleidt jonge vrouwen en laat ze daarna verdwijnen. Een van zijn laatste slachtoffers is Azra, die hij verkracht in het kraambed, waardoor ze een dood kind ter wereld brengt. Hij is getrouwd met de doofstomme Kulsoom, die hij in een betraliede kamer opgesloten houdt en af en toe 's nachts ter beschikking stelt van zijn vrienden. Maar ook Arif worstelt met de vraag hoe hij moet leven. Fiazi de filosoof vormt het verbindende element, zijn gedachten over de lotsbepaaldheid van de mens structureren het boek, al is veel van wat hij zegt dubbelzinnig en moeilijk te duiden. Er is ook een verteller, Munir, die echter slechts een zijdelingse rol speelt.
In bijna driehonderd dichtbedrukte pagina's worden de angsten en omzwervingen van deze figuren ons uit de doeken gedaan. Het vertellersperspectief wisselt voortdurend, waardoor het pas heel geleidelijk duidelijk wordt wat de personages met elkaar te maken hebben. Bashir, die in zijn eenzaamheid voor de verleiding bezwijkt om een nacht bij Kulsoom door te brengen, krijgt medelijden met haar en helpt haar aan Arifs klauwen te ontsnappen. Kulsoom blijkt later de zuster van een eenarmig meisje dat Munir op straat volgt. Gaman probeert Bashir te vermoorden. In een snelle opeenvolging van scènes zien we de hoofdfiguren telkens op een andere manier gerangschikt, alsof er een rituele dans uitgevoerd wordt met oneindig veel variaties. Omstandigheden, toevallige ontmoetingen die ze niet gekozen hebben, spelen een doorslaggevende rol, vaak zonder dat ze dat kunnen veranderen. ‘Beïnvloeden de omstandigheden een man en vormen zij zijn gewoontes en eigenschappen of scheppen wij de omstandigheden? Een man kan niet verantwoordelijk gehouden worden voor de omstandigheden, net zoals hij alleen niet de verantwoordelijkheid draagt voor de geboorte van een individu. Hier wijst “alleen” niet uitsluitend op de individu, maar op zijn vereniging met de omgeving waar een man zich, van zijn geboorte tot zijn natuurlijke dood, mee beschermt.’
In een dergelijke context krijgen individuele keuzen een totaal andere lading. Sommige, misschien wel alle figuren in het boek zijn slachtoffers van de omstandigheden. Fiazi raadt Bashir dan ook aan om zo aan zijn vermoorde moeder te denken, zodat hij tot rust kan komen.
Op deze wijze biedt Farooq Khalid aan ons,