De boekcorner van... Goos Verhoef!
Wij noemden het hossebok. Een rijtje jongens stond voorover gebogen achter elkaar. Je handen rond het middel van de jongen die voor je stond. De voorste zette zich met zijn handen schrap tegen een muur. Dat was de muur van de school want we deden het in het speelkwartier. Dan nam er iemand een aanloop en kwam boven op een van de ruggen terecht. De rij jongens begon op en neer te bokken om de springer van de ruggen af te werken en op de grond te laten vallen. De jongen bovenop hield zich met handen en voeten vast en probeerde zich vooruit te werken. Als hij de muur kon aantikken dan mocht hij nog een keer springen maar als hij op de grond viel moest hij achter aansluiten bij de bokken.
Eén keer heb ik mogen springen. Ik kwam op de rug van de achterste jongen terecht. En dat gaf me een klap want de jongen (volgens mij Henk van der Veer) sloeg plat op zijn gezicht een stukje van een boventand af. Dat komt ik was toen al veel te dik. Er was geen bok die mijn gewicht kon houden. Bij hossebok was ik dus altijd automatisch de eerste bok want springen mocht ik niet meer. Ik deed het want ik was al lang blij dat ik mee mocht doen.
Nee dik zijn is geen pretje en dikke jongens zijn niet zo lollig als ze er uitzien. Wat deden we nog meer. Schaduwtikkertje. Over ons schoolplein was door het midden een streep geschilderd. Links speelden de laagste klassen en rechts de hoogste. Stond je bij die streep dan viel je schaduw er overheen en de andere partij moest daar op trappen. Ze trapten heel veel op mijn schaduw. Kwam dat omdat ik door mijn dikte niet zo vlug opzij kon springen of omdat ik meer schaduw maakte dan een ander? Ik bedenk me nu dat je voor dit spel de zon nodig had. Is het dan toch waar wat ze in de winkel wel zeggen dat vroeger de zon vaker scheen? Want voor mijn gevoel speelden we elke dag wel een keer schaduwtikkertje.
Ik deed het liefst spelletjes voor in je eentje. Vliegtuigje bijvoorbeeld. Dan deed je een punt van je zakdoek (zaddoek zeiden wij) tussen je tanden rechts in je mond en de andere punt hield je met je rechterhand vast. Als je dan hard liep wapperde de zaddoek over je schouder achter je aan. Tussen je op elkaar geklemde tanden maakte je natuurlijk een brommend vliegtuiggeluid en uit je ooghoeken keek je naar rechts hoe mooi je zaddoek wapperde. Op mijn linkerknie is nog het litteken te zien van toen ik weer 's met mijn dikke beentjes over een steen was gestruikeld.
Thuis speelde ik in de vakantie als het regende (volgens mij regende het vroeger in de vakantie nog vaker als nu) hele dagen met mijn cowboytjes en indiaantjes. Mijn vader had nieuw rekeningenpapier laten drukken waarop stond Sigarenmagazijn Verhoef Voor Al Uw Luxe Rookwaren in plaats van Verhoef Voor Uw Rokertje en die oude bloknootjes mocht ik hebben. Daar vouwde ik dus tenten van. Een keer doormidden vouwen en ze bleven staan. Ik maakte tentenkampen met wel honderd tenten! In twee hoeken van de kamer. Dan ging ik bij één zo'n kamp liggen en schoot met een elastiekje en propjes papier op het kamp van de andere partij. Wat een knal gaf dat als je een tent raakte. Je kon zo'n tentje wel finaal door midden schieten. Na een keer vuren ging je bij het andere kamp liggen en schootje terug. Het duurde een hele ochtend voor alle tenten om lagen.
Speelde mijn vader wel 's een spelletje met mij? Ik kan me dat niet herinneren. Als ik aan mijn vader denk doe ik de kamerdeur naar de winkel open en staat hij daar in de blauwe sigarerook en zegt: Nee Goosje. Want ik mocht niet in de winkel komen. Ja wacht even. De doorgeknipte tafel! Als mijn vader in een goeie bui was vroeg ik. Hè, knipt u de tafel nog eens door! Dan zette mijn vader zijn wijs- en middelvinger op de tafel als in een V-teken en maakte hij knippende bewegingen door met die twee vingers op en neer te gaan. Je hoorde dan een schrappend geluid. Dat deed hij door stiekem met zijn linkerhand met een theelepeltje onder tegen het tafelblad te kratsen. Als hij dan met de vingerschaar over de hele tafel had geknipt gebeurde het ongelooflijke. Dan klapte een stuk van de tafel precies op de lijn die hij had geknipt naar beneden! Elke keer was ik stomverbaasd en een beetje bang tegelijk. Jaren later begreep ik dat we een uitklapbare tafel hadden. Als hij knipte maakte hij onder tafel een klamp los waardoor dat stuk tafel naar beneden kon. Door het kleed op tafel zag je de naad niet.
Al deze herinneringen kwamen boven drijven bij het lezen van het boek AAPJE, AAPJE, AAPJE, OLIFANTJE, AAPJE (Het Jonge Vadersboek deel 2). Daarin heeft Nico Scheepmaker een heleboel spelletjes trucjes en raadseltjes verzameld om met je kinderen als je die hebt te spelen. Een heel leuk boek omdat er niet alleen van die officiële spelletjes in staan maar ook veel die door kinderen zelf zijn uitgevonden en nu worden gespeeld. En veel ouwe. Dit lied was ik vergeten: Jantje heeft een hobbelpaard, zonder kop en zonder staart, daarmee rijdt hij de kamer rond, zooooo maar in zijn blote... Jantje heeft een hobbelpaard enzovoorts enzovoorts... Nu wil ik niet zielig doen maar het is dus wel zo dat ik dit lied alleen ken als Goosje heeft een hobbelpaard...! Ja daar heb je het weer. Ik had een dik achterste en dat vroeg er om.