Superman avant la lettre
De avonturen van Baron van Münchhausen bevatten meer verzinsels dan één man bijeen kan liegen. De verhalen over deze daadkrachtige superman zijn dan ook niet alleen door de baron zelf bedacht, maar door twee ‘bezorgers’ van de Münchhausen-avonturen aangevuld. Met eigen avonturen, maar ook met elementen uit sprookjes, heiligenlegenden, et cetera. De eerste serieuze bewerker was een landgenoot van de baron van Münchhausen. Rudolf Erich Raspe, al bijna net zo'n avonturier als de baron zelf. Raspe kreeg tijdens zijn ballingschap in Londen de eerste schriftelijke weerslag van de Münchhausensche Geschichten in handen, en maakte er een aaneensluitend verhaal van. Het verscheen in het Engels: Baron Münchhausen's Narrative of his Marvellous Travels. Deze uitgave kwam weer in handen van Gottfried August Bürger, een privaatdocent in Göttingen. En in zijn handen ontstond de baron van Münchhausen zoals wij die kennen. Dat wil zeggen...
Al vanaf mijn jeugd lees ik de avonturen van Van Münchhausen in een Nederlandse vertaling van Gerard Keller uit 1877, geïllustreerd met 158 platen van Gustave Doré. Een van de bekendste platen is natuurlijk dat met de baron op een half paard aan een fontein. Het paard drinkt, maar het water loopt er aan de achterkant meteen weer uit. Even later vindt de baron het achterstuk weer terug; dat wordt snel aan kop en schouders vastgenaaid, en het rijdier is klaar voor nieuwe, ongelofelijke tochten. Van het moment dat kont en achterpoten dooreen vallende, Turkse poort werden afgehakt tot het moment van hereniging maakt dit achterstuk het een en ander mee. Gerard Keller schrijft dat het achterdeel eerst onder de vijand geducht had huisgehouden, en dat het daarna ‘(...) zoo goed en zoo kwaad mogelijk den tijd verdreef met de andere paarden die er graasden!’ Ik heb me nooit afgevraagd hoe goed of kwaad dat tijdverdrijf het halve paard afging.
Jeroen Brouwers vertaalde in 1978 de Avonturen van de Baron van Münchhausen, in de versie van Bürger, die nu werd heruitgegeven (Kwadraat, 119 p., f 21,50). In zijn nawoord vertelt hij waarom hij niet de Raspe-versie koos, en zijn argumenten lijken me zinnig. In een Raspe-versie hadden we het bijvoorbeeld zonder kanonskogelscène moeten doen, en dat kan natuurlijk niet. Belangrijker is dat Münchhausen bij Bürger een meer menselijk reliëf kreeg. terwijl hij bij Raspe alléén maar een eendimensionale opschepper is. Bij zijn vertaling schreef Brouwers een zakelijk, informatief nawoord, en hij voorzag de tekst van voetnoten om actuele aanduidingen te verklaren.
De uitgever spreekt in de flaptekst over Brouwers' ongekuiste vertaling. Mijn Keller-editie bleek dat niet te zijn. In de episode met het halve paard blijkt deze bewerker in 1877 het een en ander te hebben weggelaten. Hel tijdverdrijf van het achterstuk waar hij zonder dit te preciseren over spreekt, blijkt zo kwaad nog niet: ‘Om kort te gaan, het achtergedeelte van mijn wonderpaard had in die enkele ogenblikken reeds op zeer intieme wijze kennis aangeknoopt met de merries die op de wei liepen, en scheen bij de genietingen van zijn harem alle doorstane ongemakken te vergeten. Hierbij was het hoofd dan ook in zo geringe mate betrokken dat zelfs de veulens die aan deze aangename tijdspassering hun bestaan te danken hadden, onbruikbare misgeboorten waren, waaraan alles mankeerde wat op het tijdstip van hun verwekking zoek was aan hun vader.’
Aan de vertaling en het nawoord ligt het in deze uitgave niet, die zijn uitstekend. Maar eeuwig zonde is het, dat de uitgever de platen van Doré niet opnam. Want net als Raspe en Bürgers bijdragen en toevoegingen aan het verhaal, zijn ook Doré's verbeeldingen van de avonturen van de baron niet meer uit het geheel weg te denken. Alleen al daarom mag mijn Keller-editie uit 1877 ook blijven.
A.J.