Zelfgenoegzaamheid
De kerken waren niet van plan onder hun duiven te laten schieten. In 1936 verklaarden de roomse en de gereformeerde kerk de NSB taboe voor hun schapen. Toen was het ‘in Utrecht’ ook gauw gedaan met de christelijke franje. De ‘uithangborden’ verdwenen, hetzij uit de NSB, hetzij naar de achtergrond. Wat restte was de kreet ‘Godsvertrouwen’, een van de ‘drie bronnen’, volgens Goedewaagen die wel eens een helder moment had, ‘zo vaag dat men er alles, dus ook niets bij mag denken’.
Van nu af aan klonk de ‘volkse’ taal, vooral na 1937, toen de NSB bij de kamerverkiezingen zo duidelijk werd afgewezen. Niet dat het ‘volkse’ minder opportunistisch was dan het ‘christelijke’ in de voorgaande jaren. De hele NSB-ideologie is weinig anders dan kretologie. Het Hoofdkwartier, Mussert dus, interesseerde zich niet voor ideologie, voor de christelijke net zomin als voor de fascistische of nationaal-socialistische. In 1945 gaf hij toe dat hij van het hele nationaal-socialisme geen bal had begrepen. Het was hem alleen te doen om een strategie om de massa achter zich te krijgen.
Om de andere fascistische en nationaal-socialistische clubjes maakten de kerken zich niet zo druk. In hun verkettering van de NSB zat het nodige opportunisme, beducht als zij waren voor hun machtspositie in de partijpolitiek, maatschappelijke organisaties, media, onderwijs... En natuurlijk twijfelden zij niet aan hun verheven gelijk. Dam zegt: ‘Over het algemeen wordt de gereformeerde kerk in de jaren twintig en dertig gekenmerkt door een sfeer van zelfgenoegzaamheid.’ Ik denk niet dat dit kenmerk zich beperkt tot genoemde periode noch tot genoemde kerk. Maar het gelijk van de kerken was recht evenredig met het groeiende ongelijk van de NSB dat uitmondde in verderfelijk radicalisme. Toen lagen de stokken om de hond te slaan helemaal voor het oprapen.
‘Een serieuze poging om de relatie tot de kerken te verbeteren is er na 1936 door de NSB niet meer ondernomen,’ zegt Dam. Allicht niet: de kerken hadden de deur met zo'n klap dichtgeslagen dat Mussert alleen nog maar naar Canossa had kunnen gaan. Het lag niet voor de hand dat hij, die in zelfgenoegzaamheid voor geen kerk ter wereld onderdeed, die stap in overweging zou nemen.
De gereformeerden hebben in hun afweer tegen de NSB meer geleverd dan een principiële, synodale uitspraak: hun voorman Colijn. In de televisiedocumentaire van Jan Bank c.s. over Colijn verklaarde De Jong dat deze door tegemoet te komen aan de behoefte aan een sterke man, velen voor afglijden naar Mussert heeft behoed. Kennelijk was hij een van die kromme stokken waarvan wel wordt gezegd dat God er soms een rechte klap mee uitdeelt. De keuze van die ijzeren Hein boven de man met het ‘zeekoegelaat’ was echter voor menigeen niet een van de minste uit twee kwaden, maar een keuze van Goed boven Kwaad met hoofdletters.
Dam acht de religiositeit van Cornelis (‘Kees’) van Geelkerken onvoldoende bekend. Is dat wel zo? Deze gereformeerde broeder vond net als Mussert godsdienst een particuliere zaak. Tot zijn ‘ommekeer’ in 1943 waren hij en ‘de baas’ twee handen op één buik. Nadat hij en zijn vrouw ook in hun persoonlijk leven met de afwijzing van de kerk te maken hadden gekregen, ‘liet hij de onderlinge bijeenkomsten na’. In elk geval voor het oog had hij, zoals Rost (niet zijn vriend) zei, zijn geloof verloren. In de gevangenis keerde de hond tot zijn uitbraaksel weer. En toen hij in 1962 vrij kwam had hij afgedaan met de NSB, tot zeer grote ontsteltenis van veel ‘alte Kameraden’ die het verleden steeds mooier zwijmelden. In hun kring rondom ‘De Wende’, waarin zij druk bezig waren de geschiedenis te herschrijven, lag de ‘tweede man’ dan ook slecht. Bij diens begrafenis sprak de dominee op uitdrukkelijk verzoek van de overledene alleen over God en niet over ‘Kees’.
‘Er valt uit de geschiedenis niets te leren,’ zegt Ter Braak. Hij voegt er echter onmiddellijk aan toe: ‘Maar dat is nog geen reden om de geschiedenis overboord te zetten; men kan zijn denkbeelden voortdurend aan de geschiedenis verifiëren, en dit verificatieproces is allerminst onvruchtbaar.’ Reden genoeg om De NSB en de kerken ter hand te nemen.
■