Wilde haren en muziek
Het hoort er allemaal bij. Het Mr. B.-shirt met de flex-roll-kraag. De Gerry Mulligan haircut. De Jazz Bow-das van Babs Gonzales. De baret van Dizzy Gillespie. Waarom droeg Gillespie dit hoofddeksel? ‘Misschien herinnerde ik mij Frankrijk en begon ik daarom een baret te dragen. (...) Ik verloor een hoop hoeden in die dagen. Ik hield als de meeste mannen van een hoed op mijn hoofd, en de hoeden die ik steeds maar verloor kostten vijf dollar per stuk. Bij een paar opnamesessies had ik geen demper bij de hand en dekte ik de beker van de trompet af met mijn baret. Omdat ik was uitgeroepen als hun leader, namen die jongens die stijl maar over.’
Deze anekdote is te vinden in The Hip. Hipsters, Jazz and the Beat Generation, een leuk en prachtig vormgegeven boek door Roy Carr, Brian Case en Fred Dellar over de muzikale subcultuur in Amerika in de jaren vijftig en zestig (Faber & Faber, Importeur Nilsson & Lamm, 141 p., f 36,05). Wie of wat is ‘hip’? Pianist Slim Gaillard legt het op een van de eerste pagina's zo uit: ‘Laat me je dit vertellen, als je een willekeurige jazzclub binnengaat om naar muziek te luisteren, weet je onmiddellijk wie hip zijn - zij zijn degenen die niet kletsen als er iemand op het toneel staat te spelen.’
De drie samenstellers schrijven in de inleiding dat ‘Hip’ moeilijk onder woorden is te brengen. De hipster verscheen voor het eerst in de taal van de vroege jaren vijftig, het is een begrip dat de blanken met de jazz van de negermuzikanten hadden overgenomen. De hipster werd samen met de bebop geboren, en in de tijd dat de rest van de natie met Glenn Miller wegliep..., (...) ‘bebop and hip were hopping down the clubs along 52nd Street in New York and Central Avenue, LA.’
The Hip bevat schitterende anekdotes over de idolen van dertig jaar terug als Johnny Griffin, Chet Baker, Buddy Tate, Quincy Jones, Frank Sinatra, Fred Astaire. En voor wie de zoetgevooisde Bing Crosby niet in dit rijtje vindt thuishoren: ‘Crosby was in werkelijkheid niet zo “unhip”. In zijn jonge jaren had hij ook zijn wilde haren. Hij verspeelde zelfs zijn eerste grote zangrol in een film omdat hij in een cel in een LA-politiebureau werd opgesloten.’ Verder memoreren de drie schrijvers een uitzonderlijke Crosby-versie van St. Louis Blues. Muziek en wilde haren, daar gaat het om bij The Hip.
Het Engelse ‘seizoen’ loopt van 1 januari tot en met 31 december. Het jaar kan overzichtelijk opgedeeld worden in traditionele evenementen die allemaal hun vaste datum en publiek hebben. Er is misschien geen volk te bedenken dat zo massaal toestroomt, regen of geen regen, en zich zo zoet laat vermaken door spektakels, waar een niet-Engelsman het na een kwartier al bekeken zou hebben. Cricket-, crocket- of roeiwedstrijden vormen in het oog van de ‘foreigner’ niet bepaald het summum van entertainment, maar de Engelsen denken daar anders over. Daar moet aan toegevoegd worden dat Engeland niet voor niets het land is waar de pick-nick is uitgevonden, zodat de saaiheid van wat er te zien is ruimschoots gecompenseerd wordt door de grote hoeveelheden koude kip, salades, sandwiches en champagne die intussen geconsumeerd worden (Engeland is de grootste afnemer ter wereld van Franse champagne). In het boek The English Season door Godfrey Smith zijn alle belangrijke evenementen die elk jaar weer terugkeren beschreven: het begint met de klassieke rugbywedstrijd in Twickenham; daarna volgen diverse roeiwedstrijden, paardenrennen, Wimbledon, cricket in Lord's, de Commem-bals in Oxford, het Glyndebourne- muziekfestival, polo in Windsor, allerlei regatta's, fazante- en vossejachten en Nieuwjaar in het Ritz-hotel. De vele foto's van Homer Sykes hebben vooral het publiek als onderwerp. Uitgever Pavilion/Michael Joseph, importeur: Nilsson & Lamm, f 61,30.
In de nieuwste popmuziek van onze dagen vinden we hipster-invloed. De samenstellers van The Hip noemen de gladde muziek van Sade en (de veel ‘hippere’) Tom Waits. Een anekdote over Bud Powell, eerder in het boek, had zo in een van Waits' songs gekund: ‘Bud Powell wandelde een Left Bank-bar binnen, net op tijd om de vaste alcoholist van de zaak een tafel te zien omgooien en daarop bewusteloos op de vloer te zakken. Zei Bud, terwijl hij zich omdraaide naar de barman: ‘Voor mij zò een, graag.’ De naam die ik in het rijtje van moderne hipsters als Joe Jackson, The Style Council, Elvis Costello en Kid Creole miste was die van de groep The Fine Young Cannibals. En dat terwijl zij buitengewóón hip zijn, en ze hun groep hebben vernoemd naar de film All The Fine Young Cannibals, met een jonge (en heel hippe) Robert Wagner.
Nog één poging tot een omschrijving: ‘Hip heeft een geweldig oor en een geweldig oog en een nog geweldiger instinct, maar heeft weinig woorden nodig. Het communiceert met zichzelf.’ De samenstellers zeggen hun boek te bedoelen als een boeketje Hip... ‘scenes, uitspraken, geluiden. It would be Ivy Jivey to attempt more.’
AJ