Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Een warme rug door Vonne van der Meer Uitgever: De Bezige Bij, 128 p., f 24,50Diny SchoutenJe mag het niet hardop zeggen, maar de gedachte laat zich daardoor toch niet wegjagen: dat de verhalen van Vonne van der Meer zo vrouwelijk zijn. De wat muizige vrouw uit ‘Angst voor de achtbaan’, een van de zeven verhalen uit Van der Meers debuut Het limonadegevoel en andere verhalen (1985), voedt haar dagdromen over haar vaal geworden seksuele aantrekkelijkheid met de aanschaf van een peperduur zijden hemd, en de pas gescheiden vrouw uit ‘Take me to the bullfight’ verwerft zich, juist om de andere sekse af te schrikken, met het voorbinden van een hoofdkussen de onaantastbare positie waar een aanstaande moeder het patent op heeft. De onderwerpkeuze van die verhalen verraadt op zijn minst bezorgde aandacht voor ‘le bonheur des dames’.
steye raviez
Ook in Een warme rug, Van der Meers debuut als romancière, springen de meer intieme details uit het rijk der vrouw onmiddellijk in het oog. Goed geconserveerde moeder, nog mooi voor haar leeftijd, maar met een gezicht waaruit sinds een facelift nog maar één gemoedstoestand valt af te lezen: ‘Kijk mij er eens goed uitzien voor mijn leeftijd’ (‘Achter die zin leek haar gezicht het uitroepteken’), heeft onder het niets ontgaande oog van haar jongste dochter van dertien een kortstondige overspelige verhouding met de jeugdige huisbewaarder van een paar villa's verderop. Oudste dochter, zestien en reeds vele malen gekust, wordt zwanger gemaakt door een getrouwde bonthandelaar op de achterbank van zijn Amerikaanse slee: ‘Zijn vrouw was argwanend geworden nadat een van de kinderen tijdens een autoritje plotseling een wildvreemde oorbel had uitgespuugd.’ Haar jongere zusje wacht intussen mokkend de dag af dat zij de welvingen zal bezitten die nodig zijn om ‘erbij te horen’. Tot in elke vezel van hun wezen verlangen deze drie specimina van het vrouwelijk genus maar één ding: te belichamen wat mannen boeit. Je leest niet zo vaak een boek dat zó doortrokken is van de wufte geur van nagellak en aceton, parfum en talkpoeder. Een warme rug is ongeveer zo dol als Anita Loos' Gentlemen Prefer Blondes, maar daarnaast is het intelligent en sophisticated. Om de kwalificatie ‘onnederlandse allure’ te vermijden moet ik mijn dankbaarheid voor zo veel verrukkelijk amusement als cryptogram formuleren: het lijkt op opera buffa en het heeft toch diepgang. Natuurlijk, Kniesoor en Nurks halen hier hun schouders op. De feminiene attributen die Van der Meers volle aandacht krijgen - plaknagels, zwartsatijnen onderjurken, een ‘filmsterrenonderbroek’, beha's met spaghettibandjes, naaldhakken en een bloot gedragen jasje van konijnebont - zijn onmiskenbaar ordinair. Zijn ze ook de moeite van het beschrijven waard? De vraag moet retorisch zijn. Wie zo kijken kan als Vonne van der Meer is in staat tot een genadeloze scherpte, die de drie dames niet flatteert maar die ze tot superbe slachtoffers maakt van Van der Meers bedachtzame sarcasme. Dat is al een zeer sterk punt van Een warme rug. De roman begint zwak. Een jonge vrouw, van wie later blijkt dat ze Catherine heet maar die en famille de bijnaam ‘Prikkebeen’ heeft gedragen, haalt haar zusje Marita af van Schiphol. Prikkebeen is de vertellende ik. In andere stukken komt ze ook wel voor in de derde persoon, maar het ‘psychisch perspectief’, om maar eens een elegante term uit de literatuurwetenschap te gebruiken, ligt toch steeds bij haar. ‘Aankomst/Vertrek’ fungeert als proloog die het heden situeert: Marita keert met twee kinderen terug uit een mislukt Australisch huwelijk. Op de luchthaven observeert Prikkebeen de wachtenden en vertrekkenden, gissend naar hun gezinsomstandigheden, maar telkens worden die hypothesen weerlegd door feiten, zoals de dikke kale man achter wie zich een vrouw en minstens vier kinderen laat vermoeden, maar die ‘illegaal lang’ op de mond wordt gezoend door een hem verwelkomend jong meisje van ‘half zijn omvang en leeftijd’. Vanaf de eerste bladzijde is het Nederlands glanzend gepoetst, maar de bedoeling is iets te opzichtig functioneel: de waarschuwing dat Prikkebeens mensenkennis en waarneming in het relaas van wat tien jaar geleden in het ouderlijk huis passeerde, gewantrouwd moeten worden. Die reconstructie wordt al voorzien van Prikkebeens onzekerheid over wat ze kan hebben waargenomen. Helemaal werken doet het niet. Maar als bij de aanvang van het eigenlijke verhaal het huwelijk van beide ouders wordt ontrafeld door de loutere weergave van de gênante en ontwijkende tafelconversatie van een moeder die haar echtgenoot gewoontegetrouw van veel niet op de hoogte stelt, bereikt het verhaal een niveau dat daarna constant gehandhaafd wordt. De blik waarmee de jongste dochter haar ouders beziet kent geen genade: ‘Ooit hadden zij een beslissing genomen. Hij had haar ten huwelijk gevraagd, zij had nagedacht en ja gezegd. Hoe is het mogelijk dat uit zo'n moedige daad zo veel lafs kan komen - een nest van dingen die verzwegen moeten worden en in stilte begraven.’ Een warme rug gaat over die lafheid, het komplot waarin de moeder haar twee dochters dwong, met schaamteloos ‘misbruik van onze zwijgplicht’. Door hen deelgenoot te maken van ‘het geheim dat Gilles heette’ chanteerde
Vervolg op pagina 4 |
|