Berlijn doorgangsstad
Wie in Berlijn een boekhandel of antiquariaat bezoekt komt onvermijdelijk oog in oog te staan met een uitpuilende kast ‘Berolinensia’, een ontmoedigende verzameling plaatwerken, reisverslagen, authentieke herinneringen en historisches studies van, uit, aan, over en om Berlijn. Nu de stad 750 jaar bestaat, haasten uitgevers zich nog enige ellen aan die papierberg toe te voegen. Het was enkel de naam Mattenklott die schrijver dezes deed grijpen maar Berlin Transit: Eine Stadt als Station. Mit Fotografien von J.F. Melzian (Rowohlt, 320 p., f4,50). Gert Mattenklott heeft een reputatie op te houden als auteur van enkele hoogst originele boeken op het grensgebied van literatuurwetenschap en ideeëngeschiedenis, en hoewel Berlin Transit, samen met zijn zuster Gundel Mattenklott geschreven, populairder van toon en onderwerp is, stelt het niet teleur.
Grofweg zijn er twee manier om een stad te beschrijven: synchroon, met de bijbehorende Dominicustoon (‘Deze zelfbewuste Berlijner munt uit door...’) en diachroon, met het heemkundevocabulaire vandien (‘Reeds een kleine duizend jaar terug vinden wij sporen van...’). De Mattenklotts nu hebben, vertrouwend op het bestaan van deze twee soorten boeken, gekozen voor een andere, thematische aanpak. Hun uitgangspunt luidt dat het moderne Berlijn, dat wil zeggen het Berlijn vanaf omstreeks 1890, bij uitstek een doorgangsstad is. Een stelling, even aantrekkelijk als onbewijsbaar, maar een die het voordeel heeft dat er, dwars door tijd en milieus heen, vele aspecten van de stad mee belicht kunnen worden. Alleen de gezeten burgerij blijft, als duurzame inventaris, in de schaduw.
De negenentwintig hoofdstukken van het boek, waarin heden en verleden elkaar afwisselen, liggen op een ingenieuze manier in elkaars verlengde: op ‘aankomst’ volgt ‘vreemdheid’, op ‘vreemdheid’ ‘minderheid’, op ‘minderheid’ ‘oppositie’ respectievelijk ‘zionisme’, en zo verder. Een aantrekkelijk cultuurhistorisch ganzenbord, geïllustreerd met tientallen suggestieve foto's. Voordeel van de benadering die de Mattenklotts gekozen hebben, is het ontbreken van de obligate doorkijkjes en anekdoten en een ruime aandacht voor de minstens zo interessante rafelranden van Berlijn. Het mooist zijn de hoofdstukken die aansluiten bij eerder gebleken belangstellingen van de auteurs: dat over ‘Asthetische Opposition’ (George) van Gert Mattenklott en dat over Else Lasker-Schüler van Gundel Mattenklott; dit laatste geeft even bondige als scherpzinnige analyse van Lasker-Schülers privé-mythologie en de tragische wijze waarop zijzelf daar in haar laatste creatieve periode het slachtoffer van werd.
Niet de minste verdienste van Berlin Transit ten slotte is dat het een aantal nieuwsgierig makende citaten bevat uit weinig bekende bronnen; een uitgebreide bibliografie achterin helpt de lezer die zich niet onvoorbereid in Else Lasker-Schülers ‘draaiende wereldfabriek Berlijn’ begeven wil, op weg.
HWB