Sonia Delaunay's jurken
Men moet Diana Vreeland (‘special consultant to the Costume Institute of the Metropolitan Museum of Art in New York’) heten om de kleren die Sonia Delaunay ontwierp te vergelijken met die van Oscar de la Renta. Dat is een horloge van Keith Haring vergelijken met een Cartier: iets luchtigs tegenover iets prijzigsgelikts. Sonia Delaunay wist met haar ‘simultane jurken’ de dichter Apollinaire te begeesteren, terwijl iets van Cartier hoogstens de lof van Jerzy Kosinski mag verwachten terwijl hij bruinverbrand over de stranden van Acapulco rijdt, broedend op een nieuwe roman, geschreven in samenwerking met zijn assistentes (gekleed in jurkjes van Perry Ellis). De ‘simultane jurken’ die Sonia Delaunay ontwierp waren simultaan omdat ze felgekleurde geometrische figuren in een ritme probeerde te brengen en dat leverde wandelende kunstwerken op. Dat deed ze in de jaren tien en twintig, gestimuleerd door het wegvallen van alle ongeschreven wetten die voor dameskleren golden in de negentiende eeuw, zoals het dragen van korsetten. Haar eerste ontwerpen uit 1913 bevielen de leider van de Ballets Russes Serge Diaghilev zozeer dat hij haar vroeg de kleren voor zijn dansers te ontwerpen, met name voor de Londense uitvoering van Cléopâtre in 1918. Ze inspireerde op haar beurt weer dichters, zoals Blaise Cendrar die een gedicht schreef waarin hij een door haar vormgegeven heup vergeleek met de handtekening van een dichter. De futurist Giacomo Ballà schreef in 1915 het manifest ‘De antineutrale jurk’, dat eveneens veel ontleende aan het zien van haar ontwerpen. Sonia Delaunay verkeerde samen met haar man Robert in de kringen van Dada en de surrealisten, wat er toe leidde dat ze kostuums voor het voordragen van gedichten ontwierp, wat tot hilarische voordrachten moet hebben geleid. In 1913 begon zij een winkel, maar beperkte zich niet tot kleren: ze beschilderde auto's, ontwierp servies,
decors (zoals dat voor de film P'tit Parigot in 1926) en liep zelf in wat ze ontworpen had. Ze bracht wat men noemt kunst in het dagelijks leven. Ze had een tijdje een winkel in Madrid, maar vertrok in 1921 weer snel naar Parijs omdat de Madrilenen er geen enkel gevoel voor wisten op te brengen. In het boek Sonia Delaunay: Art into Fashion (George Braziller, importeur Nilsson & Lamm, f65,25) staan veertig door haar ontworpen jurken in kleur afgedrukt, en vijftig schetsen in zwart-wit. Het zijn prachtige, luchtige tekeningen en het is jammer dat er geen enkele foto in staat waarop men kan zien dat die jurken ook gemaakt en gedragen zijn. Zelf liep ze er ook in en daar bestaan verschillende foto's van (te vinden in het aan haar gewijde hoofdstuk in het boek waarin haar man Robert centraal staat: Delaunay und Deutschland, uitgegeven door Dumont, f122,50). Delaunay combineerde geometrische figuren als cirkels, driehoeken en vierkanten met de vloeiende bewegingen van het dameslichaam en gebruikte de kleuren die men ook kan zien bij Kandinsky, Javlenski of Matisse, helder en ongemengd. Dit boek over haar modeontwerpen vraagt om een boek waarin al die andere zaken die ze ontwierp bij elkaar staan. Als het dan maar niet wordt ingeleid door Diana Vreeland, want die zal het dan wel weer hebben over de ‘glorious rhythms of life’ in haar werk.
JS