Brieven
De grote code
Maarten 't Hart sluit zijn recensie over het boek De grote code van Northrop Fry (Boekenbijlage 4 april jl.) af met een opmerking over het akelige karakter van de God van het Oude Testament, geïllustreerd door een verwijzing naar de geschiedenis van David en Batseba. David, toch de man naar Gods hart, begaat dan feitelijk een moord. Hoe kan een moordenaar nu iemand naar Gods hart zijn? Maarten 't Hart zou moeten weten hoe God David bij monde van de profeet Natan bestraft. Zo staat er in II Samuel 12:9a: ‘Waarom hebt gij het woord van de Heer veracht en gedaan wat kwaad was in zijn ogen?’ En spreekt Paulus in Handelingen 13:22 van David als man naar Gods hart ‘die al mijn (Gods) bevelen zal volbrengen’. Deze benaming hield dus bepaald geen blanco volmacht in.
Wat betreft de mogelijk door de Heilige Geest geïnspireerde leugen van de schrijver van de Tweede brief van Petrus: een directe projectie van onze twintigste-eeuwse opvattingen aangaande auteurschap en authenticiteit op een werk uit de oudheid is wel erg simplistisch. Iemand als Plato maakt bijvoorbeeld totaal geen onderscheid tussen de historische uitspraken van Socrates en de puur platonische denkbeelden die hij Socrates uit laat spreken. Plato illustreert zo de invloed van Socrates op zijn denken. Aangenomen dat de Tweede brief van Petrus niet door de apostel zelf geschreven zou zijn, dan bekleedt de schrijver zich op vergelijkbare wijze met het gezag van Petrus om te laten zien dat hij op diens prediking aansluit. Dit is in de twintigste-eeuwse visie wellicht een leugen, maar in de oudheid een aanvaard gebruik.
Utrecht
Bart van Haastrecht