Van de virussen het meest uitgekookte
Aids, een overzicht van de stand van zaken
Aids, voorlopig ongrijpbaar door Hans de Groot Uitgever: Stichting Mens en Wetenschap, f24,50
Aart C. Gisolf
Aids is een dodelijke virusziekte die van de ene mens op de andere wordt overgebracht en waar geen kruid tegen gewassen is. Daarmee is het een uniek verschijnsel in de hedendaagse geneeskunde. We zijn, wat deze ziekte betreft, ineens weer terug in het begin van deze eeuw: geen penicilline, geen vaccins en de zieke is aangewezen op liefdevolle verpleging tot het einde.
Kortom, de dokters terug naar ‘af’. En het wachten is op het Betty-Ford-Effect. U begrijpt, hoop ik, wat ik bedoel. De vrouw van de Amerikaanse president Gerald Ford bekende openlijk dat ze alcoholiste was en liet zich filmen toen ze minzaam wuivend, en wie weet waggelend, de ontwenningskliniek betrad. Sindsdien is ontwenning in Amerika ‘in’. Ook het wetenschappelijk onderzoek op dat gebied kreeg ineens een hoop geld. Zoiets is met aids nog niet gebeurd, al moet ik zeggen dat het onderzoek aardig van de grond begint te komen. Dat heeft waarschijnlijk twee oorzaken. Ten eerste betekent een eventueel vaccin een miljardenhandel en daar wordt graag in geïnvesteerd. Ten tweede vormt het aidsvirus medisch gezien, of beter gezegd, microbiologisch gezien, een enorme uitdaging.
Een stukje DNA, met een eiwit-manteltje, dringt een wit bloedlichaampje binnen en begint de boel op stelten te zetten. De cel wordt niet gedood door het virus, maar het virus-DNA dringt door tot in de kern van de cel en wordt daar opgenomen in het cel-DNA. Als deze cel zich gaat delen, dan deelt ook het virus-DNA zich, zodat alle dochtercellen het virus-DNA in hun erfelijke bibliotheek vast blijven houden. Dat virus-DNA kan opdracht geven tot een ongelimiteerd aantal kopieën.
Die nieuwe stukjes virus-DNA krijgen in de cel een nieuw eiwitjasje en dan verlaten ze de cel op zoek naar nieuwe cellen waar dit proces zich herhaalt. Het geïnfecteerde witte bloedlichaampje is van dit alles zo in de war dat het zijn taak in de afweer tegen infecties niet meer naar behoren kan uitoefenen. Hoe meer cellen geïnfecteerd, hoe zwakker de afweer.
Het zal duidelijk zijn waarom microbiologen zo geïntrigeerd zijn door dit proces. Het heeft direct te maken met de hamvraag in de biologie: wie vertelt een cel wat hij doen moet? Waarom gaat die witte bloedcel ineens kopieën van dat vreemde virus maken en waarom soms niet? Het virus-DNA kan namelijk ook rustig in de cel blijven zitten zonder zich te vermenigvuldigen. Jarenlang, want alle nakomelingen van de geïnfecteerde cel bevatten ook weer dat stukje virus in hun DNA. En waarom wordt dat brokje ineens actief? Het is de meest uitgekookte vorm van recombinant-DNA-technologie, die men in de meest geavanceerde genetische laboratoria nog niet heeft kunnen doorgronden.
Het mooie van het boekje Aids voorlopig ongrijpbaar is dat het, zo klein als het is, zo volledig is. Het geeft een objectief overzicht van de stand van zaken, zeer nuttig voor iedereen die wil weten wat de kansen zijn om deze ziekte op te lopen. Juist omdat de feiten vaak zo vaag en rommelig zijn, is het beter om aan te geven waarom iets niet duidelijk is, dan voor de lezer een geforceerde eenvoud aan te brengen.
De vraag of aids ook met heteroseksueel verkeer overgebracht kan worden is zo'n punt. Pas als je het mechanisme van het virus begrijpt, kun je inzien dat er echt bloedcontact nodig is. En de kans op kleine bloedinkjes is bij anaal contact nu eenmaal groter dan bij vaginaal contact, hetero of homo, dat doet er niet toe. Het virus opereert namelijk alleen vanuit de witte bloedcel waarin het zich genesteld heeft. Eenmaal los van die cel sterft het heel snel, maar buiten op de cel blijft het virus intact en kan, zodra het contact maakt met een nog niet geïnfecteerde cel, zijn vernietigende werk voortzetten. Voor een besmetting zijn dus cellen nodig. Sterft zo'n cel dan sterft het virus mee.
Tussen alle berichten in dag- en weekbladen staat een hoop onzin. Een van de bijkomende gevaren van aids is de onzin die erover geschreven wordt. Dat leidt tot paniekmaatregelen, discriminatie en veel leed. Daarom zijn journalisten de eersten die dit boekje moeten lezen, op de voet gevolgd door iedereen die, om welke reden dan ook, vragen heeft over dit onderwerp.
Tegen de auteur zou ik willen zeggen, ga door met het ‘laatste aids-nieuws’, zoals dat in het laatste hoofdstuk, het supplement, in het boekje staat. Een twee keer per jaar verschijnend overzichtje met de stand van zaken zou nuttig zijn. En dan bedoel ik niet alleen de medisch-wetenschappelijke zaken als vorderingen met vaccins, maar ook bijvoorbeeld informatie over waar het heen gaat met de verzekeringen. Want daar is nog menige schok te verwachten.
Zullen er aids-antistoffentests voor levensverzekeringen verplicht gesteld worden, zijn die tests te onbetrouwbaar, of heeft het virus zich weer zo veranderd dat het zich aan de bestaande tests weet te onttrekken? Kortom voorlopig zal er nog veel onzekerheid blijven bestaan. Het is een goede zaak dat dit heldere boekje althans een stukje van die onzekerheid wegneemt.
■