Vampierachtig
Daarover gaat het ook in uw laatste theaterstuk Krankheit, dat onlangs in Bonn in première ging.
‘Het gaat over de uitsluiting van de vrouw uit alle domeinen, behalve uit het domein van de reproduktie. Het is een vampierachtige situatie: de mannen hebben de vrouwen altijd uitgezogen en tegelijkertijd vernietigen ze de wereld. In mijn stuk slaan de vrouwen terug en zuigen hun eigen kinderen als vampiers uit. Ze worden kannibalen. In het stuk perverteren de mannen tot honden en de wereld gaat ten onder aan bommen, raketten en wapens. Dat is het finale fascisme, dat onvermijdelijk is omdat de vrouwen hun gelijkberechtiging niet krijgen. Doordat ze hun eigen kinderen opvreten weigeren de vrouwen nog langer hun biologische rol te spelen.’
Schopenhauer kon dan wel zeggen dat er geen enkele vrouw is die deugt, u keert de rollen grondig om?
‘Omdat mannen ook zo autoritair zijn. Ik weet wel dat vrouwen daar ook last van kunnen hebben, maar dat vergeef ik ze makkelijken Tegen bepaalde mannen kan ik vreselijk agressief worden, ik kan ze wel wurgen, als ik zie hoe ze zich aanstellen. Soms spijt het me dat ik niet lesbisch ben, dat ik seksueel op mannen ben aangewezen. Ik ben ook zo complex. Zonder die antipathie voor de mannen, zou ik geen seksualiteit kunnen voelen. Dat is een sadomasochistische trek van me.’
Kan die situatie niet worden teruggeschroefd?
‘Dat is juist mijn pessimisme, dat ik niet geloof dat die situatie nog omkeerbaar is. We zijn al te ver gevorderd. De genentechnologie is een volgende stap, want die technologie is erop gericht om de vrouw zélfs in de biologische sfeer overbodig te maken. En dat zijn allemaal puur mannelijke technologieën, zoals ook de bewapeningstechnologie mannelijk is. Er is niets aan te doen. Vandaar ook mijn cynisme. Ik zie hoe het ervoor staat, maar ik kan er niets aan veranderen. Al ben ik communiste, toch deel ik niet het optimisme van degenen die menen dat de arbeidersbeweging dé geschiedenis maakt.’
Wat voor soort voldoening geeft het schrijven van toneelstukken?
‘Telkens als ik een stuk geschreven heb, denk ik: nu doe ik het nooit meer. Het theater bekoort me zeer, maar in de werkelijkheid wordt een stuk nooit zo gespeeld als ik het voor mezelf had voorgesteld. Telkens als ik dan een nieuw stuk opgevoerd zie, denk ik, nu nooit meer.’
U bent communiste, maar uw boeken verraden een negatieve utopie. U bent feministe, maar u haat het feminisme dat de klassentegenstellingen verwaarloost. U bent geen liefhebber van het gezin, maar u bent getrouwd. Bent u een vat vol tegenstrijdigheden?
‘Ja, ik ben getrouwd, maar op een onconventionele manier. Ik zie mijn man niet veel. Ik heb geen kinderen en wil er ook geen. Maar zeker is mijn literatuur, die zeer verscheurd is en vol tegenspraken zit, een spiegel van mijn eigen tegenstrijdigheden. Een vrouw kan dat niet oplossen. Hetzelfde geldt voor het probleem van het ouder worden. Voor de man is dat een natuurlijk proces, maar voor de vrouw is dat een veel groter probleem. Dat heb ik tientallen keren geschreven.’
Zelf komt u niet uit een kleinburgerlijk milieu, hoewel dit de laag is die u in uw boeken bij voorkeur aan analyse onderwerpt.
‘De kleinburgerlijke laag streeft er voortdurend naar hogerop te komen, ze heeft een onnoemelijke angst om erop achteruit te gaan. Dat is typisch voor het kapitalisme. Niet voor de meerwaarde producerende laag van het proletariaat en ook niet voor degenen die op de meerwaarde beslag leggen, maar wel voor de amorfe massa die daartussen ligt, waaruit ook de intellectuelen gerekruteerd worden, de lezers van boeken, de consumenten van cultuur. De kleinburgerlijke laag representeert het zuiverst de mechanismen van het kapitalisme.’
Zou u gevaarlijk zijn als u niet zou schrijven?
‘Dat heb ik dikwijls gedacht. Als ik niet zou schrijven, zou ik misschien een lustmoordenaar zijn. Hoewel, in de geschiedenis van de criminaliteit vind je geen vrouwelijke lustmoordenaars. Bovendien ben ik niet sprakeloos, wat wél geldt voor de meeste lustmoordenaars.’
■