Het front was overal en nergens
Kapuściński's reportage over de vrijheidsstrijd in Angola
Another day of life door Ryszard Kapuściński Uitgever: Pan Books, 136 p. Importeur: Van Ditmar, f36,50
Lodewijk Brunt
Angola zou in november 1975 onafhankelijk worden, maar tot op het laatste moment bestond er grote onzekerheid over de vraag wie de macht in handen zou krijgen. Minstens drie ‘legers’ bevochten elkaar - Unita, MPLA en FNLA -, terwijl het strijdtoneel nog verder gecompliceerd werd door de aanwezigheid van Zuidafrikaanse en Cubaanse troepen, Britse huurlingen, wapenzendingen uit NAVO-landen en uit de Sovjetunie. De situatie was, op z'n zachtst gezegd, onoverzichtelijk. Als je door het onmetelijke land reisde, stuitte je herhaaldelijk op controleposten en wegversperringen waarvan bij nadering niet te zeggen viel tot welke groepering ze behoorden. Eén verkeerde opmerking kon betekenen dat de wachtposten je onder bedreiging van een mitrailleur opdracht gaven je eigen graf te graven, om je vervolgens als een dolle hond neer te knallen.
Een MPLA-commandant van Portugese afkomst zei dat hij in Europa altijd had geleerd dat je in een oorlog fronten had, die je met lijnen op de kaart kon aangeven, langs een rivier of een weg, of tussen bepaalde plaatsen. Daar stonden dan de legers tegenover elkaar, afgeschermd met prikkeldraad en ingegraven in schuttersputjes. In Angola was alles anders. ‘Het front is hier overal en nergens,’ verzuchtte hij, ‘het land is veel te groot en het aantal mensen is veel te klein voor een frontlinie. Zonder water kun je het hier niet lang volhouden en tussen de ene waterput en de andere kan wel honderd kilometer niemandsland liggen. Het front is hier geen lijn maar bestaat uit punten die snel van plaats veranderen. Er bestaan honderden fronten omdat er honderden eenheden rondtrekken. Iedere eenheid is een front, althans in potentie. Als jouw eenheid contact maakt met een vijandelijke eenheid, dan ontstaat er uit die twee potentiële fronten een écht front. Iedere eenheid kan een echt front worden als er een hinderlaag ligt. Dit is een oorlog van hinderlagen. Op iedere weg, op iedere plaats kan een front ontstaan. Je kunt door het hele land trekken en weer levend terugkeren, of je kunt straks een meter verderop worden doodgeschoten. Er bestaan geen principes, geen methoden. Alles komt neer op toeval en geluk. Deze oorlog is één grote troep, niemand weet hoe hij ervoor staat.’
Ryszard Kapuściński
ronald hoeben
De laatste drie maanden voor de onafhankelijkheid van Angola verbleef Ryszard Kapuściński, als oorlogscorrespondent van het Poolse persagentschap PAP, onafgebroken ter plaatse. Zijn verslag is zojuist in de Engelse vertaling verschenen, ruim tien jaar na de oorspronkelijke uitgave in het Pools. De auteur heeft zich de laatste jaren een grote faam in het Westen verworven als chroniqueur van revoluties in de Derde Wereld door zijn boeken over de neergang van Haile Selassie en de omverwerping van het regime van de sjah van Perzië. Another Day of Life is een stuk magerder dan het eerdere werk. Aan de beschrijving van de oorlogshandelingen in Angola voegt Kapuściński weinig toe dat niet ook al door anderen was geboekstaafd. Bovendien lijkt me dat de auteur méér dan bij zijn eerdere reportages gehinderd werd door politieke loyaliteiten. Ik wil best van hem aannemen dat het onder andere door Zaïre gesteunde FNLA bestond uit een stel onmenselijk wrede kannibalen, maar dat rechtvaardigt niet de soms bijna sentimentele toon die hij aanslaat als het over de door de communisten geadopteerde MPLA gaat. Ik kan ook nauwelijks geloven dat Kapuściński naar eigen zeggen ‘verbaasd’ was over de aanwezigheid van Cubaanse troepen, waarvan hij de omvang trouwens bagatelliseert op een al te doorzichtige manier. ‘Zowel de Cubaanse als de MPLA-eenheden,’ zegt de schrijver, ‘waren multiraciaal samengesteld, zodat huidkleur geen aanwijzing kon zijn. Later heeft dit de legende versterkt dat er een leger van honderdduizend Cubanen in Angola zou hebben gevochten. In werkelijkheid bestond het republikeinse leger uit meer dan dertigduizend soldaten, waarvan twee derde deel gevormd werd door Angolezen.’ Hoe kun je dit zo zeker weten over een toestand waarin het volslagen onmogelijk was om vriend en vijand van elkaar te onderscheiden en waarin het verschil tussen
soldaten en burgers nauwelijks viel op te merken?