De ontmenselijkte man
Mannenfantasieën en hun oorprong
Mannenfantasie door Klaus Theweleit Vertaling (ingekort): Ragnar Bogaert en vele anderen Eindhoven, Manuscript III, te bestellen bij Postbus 28 in Eindhoven. 493 p., f29,50
Margret Brügmann
Bij het herlezen van Klaus Theweleits Mannenfantasie naar aanleiding van de Nederlandse vertaling fascineerde mij opnieuw een erotische beschrijving: ‘(...) voorzichtig gleed hij met zijn vingers over de huid van haar borst, voelde met bewondering de sterke aders waarin met zachte slagen haar volbloed klopte.’ Onder het kopje ‘Waar soldaten van houden’ volgen nog meer van dergelijke liefdesverklaringen, die op zichzelf niet spectaculair zouden zijn, ware het niet dat hier om een paard en niet om een vrouw gaat. In een gedetailleerde studie gaat Theweleit na, waar de oorsprong van het Duitse fascisme ligt. Hij komt uit bij het zogenaamde Freikorps, een groep officieren en soldaten, die hun sporen in de koloniale expedities in Afrika en in de Eerste Wereldoorlog verdienden. Teleurgesteld over de republiek van Weimar keerden zij zich af van maatschappelijke vernieuwingen en stelden zich teweer tegen elk revolutionair initiatief dat zich in Duitsland voordeed.
Theweleits analyse richt zich niet in eerste instantie op politieke documenten. Hij baseert zich op brieven, dagboeken en romans uit de jaren twintig en zoekt naar de functie die taal heeft als bemiddelaar tussen het lichaam en de realiteit. In het middelpunt staat de vraag naar de aantrekkingskracht van geweld, wat voor voordeel het geweld deze ‘soldaatmannen’ oplevert. Theweleit concentreert zich op de psychofysieke component waarbij hij door de psychoanalytische benadering van Foucault en Deleuze/Guattari geïnspireerd is. Dit houdt in, dat hij verder gaat dan alleen met het etiket ‘homoseksualiteit’ te zwaaien, wanneer het gaat om het analyseren van mannenvriendschappen en het uitbannen van elk spoortje vrouwelijkheid dat een man bij zichzelf kan ontdekken. Theweleit construeert geen hecht staketsel van theorieën. Hij houdt bewust de theoretische basis open om niet als alwetende verteller de lezer te beleren. Hij moedigt de lezer aan om aan het materiaal eigen associaties en conclusies te verbinden. Deze methode wordt consequent toegepast.
De auteur introduceert zijn thema met de beschrijving van een schilderij dat in de woonkamer van zijn ouders hing. Vanuit deze persoonlijke herinnering gaat Theweleit ongemerkt over op de persoonlijke roerselen van zijn ‘soldaatmannen’. De indruk ontstaat dat de persoonlijkheidsstructuur van de ‘soldaatmannen’ niet zo ver van de alledaagsheid van elke man (uit die tijd?) staat. In een losse vertelmanier die gedeeltelijk bijna literair is, geeft Theweleit een schets van het ontstaan van wat hij ‘het Ich van de niet volledig geborene’ noemt. Hij beschrijft met medelijden het drama van een opvoeding die erop gericht is om het mannelijke kind hard, weerbaar en deugdzaam te maken. In een historische schets trekt de disciplineringsmachinerie van de burgerlijke ‘beschaving’ aan ons voorbij, waarbij hygiëne en lichamelijke straffen in elkaars verlengde liggen. Het bedreigde lichaam van het kind kan niet rustig opgroeien, het moet zo snel mogelijk een pantser als bescherming om zich heen vormen. Deze opvoedingsstrategie wordt ondersteund door een heel arsenaal van deugden en idealen die aan het kind opgedrongen worden. De Zwitserse psychoanalytica Alice Miller heeft al op de narcistische storingen gewezen die optreden als een kind in zijn lichamelijkheid en behoeften systematisch ontkend wordt. Ook zij komt tot de conclusie dat een kind daardoor zijn affectieve bindingen niet op mensen kan richten. Theweleit levert bij zijn ‘soldaatmannen’ een voorbeeld hiervoor: zij houden van ‘het vaderland, het uniform, andere mannen als kameraden, het leger, het wapengevecht en dieren’. Opvallend is dat alleen het laatste een levend wezen is. Het is niet verbazingwekkend dat vrouwen in deze reeks niet voorkomen. Vrouwen zijn de gezichtloze ander, of als zij een gezicht hebben, zijn zij het schrikbeeld, de verslindende, castrerende hoer waarop alle slechte eigenschappen geprojecteerd worden. Kan
de vader nog als vertegenwoordig van het abstractum ‘vaderland’ gezien worden, de moeder moet vernietigd worden omdat zij het levendige, stromende representeert dat een bedreiging voor het lichaamspantser vormt.
Franse ansichtkaart
Theweleits studie sloeg eind jaren zeventig in als een bom, omdat hij een bepaalde groep mannen exemplarisch stelde voor tendensen en strategieën in onze maatschappij in het algemeen. Het is niet moeilijk om in zijn redeneertrant variaties op de huidige dehumanisering en de consequenties daarvan te bedenken. Vanuit vrouwenstudies wordt dit ruimschoots gedaan: Theweleits verdienste is het om van de ‘andere kant’ van de seksekloof een beeld te schetsen van de ontmenselijking van mannen. Theweleit doet dit met nuchtere verontwaardiging waarbij hij - in tegenstelling tot Foucault - zo veel mogelijk ook het gezichtspunt van vrouwen beschrijft. Bij het lezen van zijn boek word je genoodzaakt om je opnieuw te verdiepen in de vele verhardingen in de seksediscussie. Het is dan ook zeer loffelijk dat Mannenfantasie nu in een door de auteur geautoriseerde verkorting in het Nederlands is verschenen. Het Nijmeegse vertaalcollectief heeft met grote voorzichtigheid de taalscheppingen in het Nederlands getransformeerd, en waar dat niet mogelijk was, in het Duits gelaten. Ook is het belangrijk dat het beeldmateriaal dat Theweleit ter illustratie in zijn boek verwerkte, in de Nederlandse uitgave gehandhaafd is. Mannenfantasie blijft lezenswaardig in zijn onorthodoxe, niet moraliserende analyse van de ‘gepantserde’ persoonlijkheid. Misschien verplichte lectuur voor de ‘no-nonsense’-generatie van de jaren tachtig.
■
Margret Brügmann is wetenschappelijk medewerkster Algemene Literatuurwetenschap aan de Katholieke Universiteit Nijmegen