Brieven
Zwart Front, Nationaal Front en Hans Schippers
Als reactie op een ingezonden brief van dr. H. Schippers in VN-Boekenbijlage, 14-2-87 wil ik enkele opmerkingen maken. Schippers valt mij daarin scherp aan en schrijft, dat ik opzettelijk gebruik heb gemaakt van zijn moeilijkheden bij de publicatie van zijn proefschrift over het Zwart en het Nationaal Front van Arnold Meijer. Ik zou op basis van ‘enkele afstudeerscripties’ mijn eigen boek over dat onderwerp hebben geschreven in de periode van ongeveer twee jaar (1984-1986), waarin hij van promotor wisselen moest, zodat ik net voor zijn promotie mijn werk op de markt kon brengen. Hij tekent daarbij aan, dat dit de vroegere financiers en beschermens van Arnold Meijer niet onwelkom zou zijn geweest, vooral als daardoor zijn dissertatie helemaal nooit zou zijn uitgekomen. Daarmee suggereert hij dus een bepaald samenhangend verband. Hij betitelt verder mijn optreden als ‘oncollegiaal’ en ‘onfatsoenlijk’.
Dat zijn nogal zware beschuldigingen, die ik hoop hier te kunnen weerleggen. Allereerst dit: 75% van mijn boek bestaat uit een door mij in 1965 voltooide doctoraalscriptie, zij het in bewerkte vorm. Na mijn afstuderen in 1966 heb ik gepoogd een promotor te vinden voor dat onderwerp. Dat is mij toen niet gelukt. Daarom koos ik een heel ander onderwerp, de Friese taalstrijd, waarop ik in 1978 bij prof. Kossmann promoveerde.
In 1977 had ik in VN gelezen, dat H. Schippers binnenkort zou promoveren op een studie over Arnold Meijer. Na mijn eigen promotie nam ik in de loop van 1980 met hem contact op, om te weten te komen wanneer zijn boek zou gaan uitkomen. Ik had namelijk zelf nog steeds niet helemaal het plan opgegeven nog iets met mijn oude scriptie te doen, temeer omdat veel mensen daar in de loop van de tijd gebruik van hadden gemaakt voor eigen studies. Toen ik van Schippers te horen kreeg, dat het hooguit nog twee jaar zou duren voordat zijn dissertatie zou zijn voltooid, beloofde ik hem daarop te wachten en voorlopig zelf van publicatie af te zien. Ik wilde hem niet voor de voeten lopen, omdat ik zelf had meegemaakt, dat iemand net een jaar voor mijn promotie met een boek over hetzelfde onderwerp uitgekomen was en dat had ik toen niet plezierig gevonden. Omdat ik ook andere publicaties op het oog had, zette ik Arnold Meijer opnieuw uit mijn gedachten. In de loop van 1984 vernam ik van derden, dat Schippers nog steeds niet gepromoveerd was, omdat hij met zijn promotor problemen had gekregen, maar dat hij inmiddels wel een nieuwe promotor gevonden had. In de herfst van 1985 nam ik opnieuw contact met Schippers op. Hij vertelde mij toen, dat zijn boek allang voltooid was, maar dat zijn financiering nog niet rond was; hij hoopte echter wel binnen een jaar te kunnen promoveren. Op mijn vraag of hij van plan was mijn scriptie, die hij met mijn toestemming had ingezien, ook in zijn notenapparaat op te nemen, antwoordde hij ontkennend: hij was namelijk van mening, dat ongepubliceerde scripties niet vermeld behoefden te worden. Had hij positief gereageerd, dan zou ik definitief mijn eigen plannen hebben opgegeven. Nu wendde ik mij tot zijn nieuwe promotor, prof. dr. J. Bank, om te vragen of een publicatie mijnerzijds over Nationaal Front de promotie van Schippers op een of ander wijze nadeel zou kunnen berokkenen. Toen hij mij verzekerde, dat ik mij daarover geen
zorgen zou behoeven te maken, besloot ik een contract met mijn uitgever te sluiten, om mijn manuscript te publiceren.
Tóén pas, in december '85 haalde ik mijn oude scriptie uit de kast, om hem grondig te gaan bewerken: sinds 1965 was er nogal wat verschenen op het gebied van de geschiedenis van het Nederlandse fascisme, onder meer het werk van L. de Jong, A.A. de Jonge, Wim Zaal en Jan Rogier, terwijl op internationaal gebied ontzettend veel over het fascisme uitgekomen was, wat ik voor mijn inleiding wilde gebruiken. Ik had daarbij veel nut van een college over het Nederlandse fascisme, dat ik in 1979 aan de VU had gegeven. Bovendien kon ik gebruik maken van een doctoraalscriptie over het proces tegen Meijer van drs. F. Storm uit 1981; hij had al eerder gepoogd zijn scriptie uitgegeven te krijgen, waarbij hij geen succes had gehad. Mijn laatste hoofdstuk is voor een belangrijk deel op zijn werk gebaseerd en dat heb ik uiteraard duidelijk vermeld.
In januari 1986 had ik opnieuw een gesprek met Schippers. Hij stelde mij toen voor, dat ik mijn boek niet zou laten verschijnen, maar dat ik samen met hem na zijn promotie een nieuw, populair boek over Zwart en Nationaal Front zou schrijven. Ik heb dit nog wel voorgelegd aan mijn uitgever, maar zonder veel hoop: het was immers logisch, dat hij mij nu aan mijn contract wilde houden. Wel kon ik nog een afspraak maken met Schippers over de illustraties, om doublures te voorkomen. Hij legde mij zijn foto's voor en ik beloofde die niet te zullen gebruiken. Ik heb mij daaraan gehouden; slechts één foto is vermoedelijk door een misverstand in beide boeken terecht gekomen.
Mijn uiteindelijke tekst leverde ik begin maart bij mijn uitgever in, zodat het boek nog vóór 5 mei zou kunnen verschijnen; van Schippers had ik gehoord, dat zijn promotie in ieder geval na de zomer zou plaatsvinden, zodat we tenminste niet al te dicht op elkaar zouden uitkomen. Het lot wilde anders: door personeelswisselingen bij mijn uitgever bleef mijn manuscript liggenen kon het pas eind augustus verschijnen, slechts een drietal weken voor Schippers promotie.
Voor Schippers was dit ongetwijfeld een vervelende zaak. Maar bij nader inzien is het toch allemaal niet zo erg. Er kunnen toch best twee boeken over hetzelfde onderwerp geschreven worden, ze zijn immers nooit helemaal gelijk. Schippers boek is bijna tweemaal zo groot als het mijne. Hij is stellig nauwkeuriger op het punt van de financiering van Meijer. Dat is ook geen wonder: hij had jarenlang vrije toegang tot het Meijer-archief in Den Bosch, dat voor iedere andere onderzoeker langdurig gesloten was. Dat ik zekere beschermers van Meijer de hand boven het hoofd zou hebben gehouden en Schippers om die reden steeds moeilijkheden zou hebben bezorgd, is een absurde beschuldiging. Van zijn problemen met het ministerie van Justitie, waarvan ik gebruik zou hebben gemaakt, ben ik pas sinds kort op de hoogte via een brief van Schippers zelf.
Zijn frustraties begrijp ik, toch moest ik hier mijn waarheid tegenover de zijne plaatsen. En aan de lezers dit: lees beide boeken, als het onderwerp u interesseert, daarna zult u nog lang niet alles weten, wat er over Meijer c.s. te weten valt.
Weesp
G.R. Zondergeld
Naschrift Hans Schippers
De kwestie waar het om gaat is dat ik mijn boek in 1984 niet heb kunnen publiceren door een verbod van het ministerie van Justitie. Zondergeld wist van de problemen, zoals hij zelf toegeeft. Bovendien heb ik hem dat nog eens verteld in november 1985 toen hij contact met mij opnam. Zijn reactie was toen dat hij bij het schrijven van zijn dissertatie ook was tegengewerkt; dat verbod was zijn schuld niet. Daarin heeft hij natuurlijk gelijk, maar er van profiteren is natuurlijk weer iets heel anders.
Dr. Zondergeld heeft zich kennelijk ook niet afgevraagd wat de achterliggende redenen kunnen zijn geweest om hem in het najaar van 1985 het aanbod te doen (Zondergelds woorden) om zijn boek over Meijer c.s. uit te geven. Zou dat wellicht toch iets te maken hebben gehad met het feit dat hij geen melding maakt van de financiering van Nationaal Front via een r.k. geestelijke en de bescherming van Meijer na 1945 door hoge militairen uit de kring rond Prins Bernhard? Zondergeld was daarvan niet op de hoogte, maar de publikatie van dat soort zaken zal niet iedereen een goed idee hebben geleken. Dat was al in 1984 gebleken.
Over de afstudeerscriptie die voor 75% ‘zij het in bewerkte vorm’ de basis van Zondergelds studie zou vormen, kan ik slechts opmerken dat die bewerking zo radicaal is geweest dat men rustig kan spreken van een vrijwel geheel nieuwe publikatie. Dit alles plus het verzamelen en het selecteren van de foto's zou zijn gerealiseerd in drie à vier maanden. Dat is onwaarschijnlijk knap van Zondergeld.
Tenslotte het aanbod dat hij mij zou hebben gedaan om bij vermelding van zijn scriptie af te zien van het doen uitgeven van zijn eigen boek. Ik zou daar zeker bereid toe zijn geweest, wanneer hij dat werkelijk had gevraagd. Dat aanbod heeft hij echter noch aan mij, noch aan mijn promotor kenbaar gemaakt. Het zou trouwens ook een wel buitengewoon ongelijkwaardige ruil zijn geweest.