Ondergrondse hoofdstad
‘Aan de Aemstel en aan 't Y, daar doet zich heerlijk ope / Zij die als Keizerin de kroon draagt van Europe.’ Zo begon Vondel in 1647 zijn gedicht ‘Op Amstelredam’. Vondel leeft niet meer; dit jaar wordt zijn vierhonderdste geboortedag herdacht. Amsterdam is niet meer de keizerin, maar dit jaar wel de culturele hoofdstad van Europa. Ter gelegenheid daarvan maakte uitgeverij Querido Amsterdam tot onderwerp van haar 39ste jaarboekje, onder de van Vondel geleende titel Keizerin van Europa (104 blz.; f15,-). Daarin laten veertien prozaïsten en veertien dichters uit het eigen fonds zich uit over de hoofdstad.
Het boekje bevat behalve verhalen (van Thomas Rosenboom, Helène Nolthenius en Rein van der Wiel), gelegenheidsstukken (van Abel Herzberg en Theun de Vries), een essay (van T. van Deel) en een geestige ‘Litanie der vooroordelen’ van Willem Brakman (waarvan de eerste luidt: ‘Amsterdam is de hoofdstad van Nederland’) vooral veel jeugdherinneringen en anekdotes, van onder anderen Hellema, Tom Pauka, K. Schippers en Frans van Hasselt.
Er zijn verder mooie Amsterdamgedichten in opgenomen, van onder anderen Gerrit Kouwenaar, Jan Kuijper en Leo Vroman. De laatste bekijkt in zijn gedicht ‘Bewegend Amsterdam’ de stad van onderen, zoals Vondel 350 jaar geleden al eens deed in het tweeregelige gedichtje
Keer om de Stad, z'is bos van onder en gebouwd
Op bomen, onlangs nog gehaald in 't Noordse woud.
Volgens Vroman bevindt dat heipalenbos zich nog steeds onder de stad, al is het de vraag hoe lang nog, getuige de eerste kwatrijnen van zijn gedicht:
Wie de stad zoal niet heel dichtbij
maar toch ondergronds wil benaderen
vindt een woud zonder wortels en bladeren
in een hemel van wereldse klei.
De palen - hun mompelen en kreunen
over zeeslagen eeuwig verloren -
waarop nu de vergankelijken steunen
wankelen als overrijp koren.
Amsterdam mag dan in 1987 de culturele hoofdstad van Europa zijn, haar positie als (al dan niet culturele) hoofdstad van Nederland is in eigen land omstreden. In de gedichten van Hans Berghuis en Wiel Kusters lijkt zij het af te moeten leggen tegen Maastricht; in de verhalen van Christien Kok en Helga Ruebsamen krijgt Den Haag, met tegenzin, de voorkeur. Voor Rindert Kromhout, Rotterdammer, is de keuze gemakkelijker. Zijn bijdrage was volgens hemzelf bedoeld als ‘een poging dat boekje Keizerin van Europa tegen de houden’. Hij beschouwt het Centraal Station als de mooiste plek van Amsterdam: ‘(...) zolang er Amsterdammers bestaan, is het enige deel van ‘onze’ hoofdstad dat aandacht verdient het Centraal Station. Daarvandaan vertrekt er ieder halfuur een trein naar Rotterdam (spoor 4a)’.
GM
De ijverige fotograaf op deze foto is bezig elke meter van een werkkamer vast te leggen, in opdracht van de justitie. Het betreft hier de werkkamer van Günter Walraff, die over zulke bezoekjes door de jaren heen vertelt in zijn nieuwe boek Akteneinsicht, Bericht zur Gesinnungslage des Staatsschutzes. Walraffs verhouding met de justitie is nooit al te hartelijk geweest, maar de bezoeken die hij kreeg naar aanleiding van zijn boek en film Ganz unten werden hem teveel, zodat hij nu besloten heeft te emigreren naar Nederland. Dat zal nog dit jaar gebeuren. (Akteneinsicht is verschenen bij Steidl en komt binnenkort in vertaling uit bij Van Gennep)