Thrillers
Moord en brand (Zwart Beertje, f7,25) is de derde misdaadroman van Ton de Vreede. Ook nu weer is advocaat Steven Borger de hoofdpersoon. U moet echter geen Perry Mason-achtig rechtszaal drama verwachten, want met wet en recht houdt Borger zich weinig bezig. Zijn advocatenrol is zijn alibi om onbevangen betrokken te raken in duistere zaakjes die hem ook nog voldoende ruimte bieden om af en toe met zijn vaste vriendin, of soms ook een losse, tussen de lakens na te kunnen praten. Dit keer raakt hij betrokken bij een familie die de eigenaar is van een restaurantketen en waarvan de diverse leden elkaar niet kunnen luchten of zien. De Vreede vertelt alles op luchtige toon en lijkt niet echt geïnteresseerd te zijn in het neerzetten van realistische mensen of situaties. De toon, de vaart en de slechte types bepalen het geheel. Voor lezers die van Baantjer smullen is De Vreede misschien voor een keer een aardig alternatief.
Miss Marple is een van de bekendste figuren die Agatha Christie schiep. Het is een oude vrijster die een beetje sullig oogt, maar over een haarscherp verstand beschikt en vooral in staat is om parallellen te trekken. Ze heeft altijd wel een neef, buurjongen of kruideniershulp gekend die precies hetzelfde was als een van de verdachten waar ze altijd en eeuwig weer tegenaan loopt in het gehucht waar ze sinds jaar en dag woont. In Miss Marple, the complete short stories (Berkely, f29,25) zijn, zoals de titel aangeeft, alle korte verhalen gebundeld waarin ze optreedt. De verhalen dateren van het begin van de jaren dertig tot in de jaren zestig. Qua stijl en opzet verschillen ze nogal, maar Miss Marple blijft de constante in het geheel. Velen zullen de verhalen wel uit andere bundels kennen, maar dat schijnt bij Christie niet erg te zijn. Elke heruitgave van haar werk leidt tot nieuwe verkoopsuccessen. Christie vindt nog steeds een nieuw publiek, maar ook het aantal herlezers die weer vergeten waren dat ze haar werk kenden, moet niet worden onderschat.
Op 30 april 1945 maakten Adolf Hitler en zijn levensgezellin Eva Braun een eind aan hun leven. Irving Wallace heeft met The Seventh Secret (Signet, f 17,85) een boek geschreven, waarin wordt aangetoond dat deze historische waarheid een verzinsel is. Beiden leefden nog lang en gelukkig in een geheime bunker en het is voorbehouden aan een klein groepje internationale amateurspeurders om hier achter te komen. Een Engelse historica die bezig is met een biografie over Hitler, een Amerikaanse architect die in de gebouwen van het Derde Rijk is geïnteresseerd, een Israëlische journaliste die oude nazi's achterna zit en een Russische museumdirecteur die schilderijen van Hitler verzamelt, hebben het er maar druk mee, terwijl Eva Braun roereieren met spek zit te eten. Wallace heeft er een goed lopend, spannend boek van weten te maken, maar als schrijver die een schijn van echtheid aan zijn verzinsels wil geven, valt hij al snel door de mand. Op bladzijde 118 laat hij de historica achtereenvolgens een Wartburgh, een Skola en een Landa in Oost-Berlijn zien rondrijden. Onmiddellijk geloofde ik ook niet meer in het bestaan van een (zevende) geheime bunker.
Blood test van Jonathan Kellerman (Signet, f 17,85) blijft tot tegen het eind een aardige variant op het privé-detectiveverhaal, maar dan gooit de auteur alle remmen los en spetteren de orgieën, incestverhalen en schietpartijen je om de oren. Dat eind rukt het hele boek uit zijn verband, terwijl het tot dan een boeiend, zielig verhaal was over een jongetje met kanker dat ontvoerd is uit het ziekenhuis. Zijn arts schakelt een oude vriend in die vroeger als psycholoog in het ziekenhuis werkte. Het verhaal wordt uit het gezichtspunt van deze Alex Delaware verteld en hoewel Delaware duidelijk uit de begrijpende en invoelende school van de psychologie stamt, wat snel tot weerzinwekkend stukjes dialoog kan leiden, is hij een boeiende figuur die het verhaal kan dragen. Het zal niemand verbazen dat het drama zich in Los Angeles en omgeving afspeelt, waar per vierkante kilometer meer deviant gedrag te zien is dan waar ook ter wereld.
Ook in Los Angeles speelt Sleeping dog van Dick Lochte (Warner, f 15,65). Het is een aardig geschreven, maar moeilijk te plaatsen boek. De hoofdstukken worden afwisselend door een van beide hoofdpersonen verteld. De ene is een tiener die wereldwijzer is dan menige volwassene. De ander is een privé-detective van rijpe leeftijd die zich nog steeds kan verbazen over de dingen die de mensen elkaar aandoen. Het verhaal begint met de verdwijning van het hondje van het meisje, wat tot de inschakeling van de detective leidt. Wat daarna volgt is te ingewikkeld om na te vertellen. Eigenlijk is het niets meer dan een lange jacht op de hippiemoeder van het meisje, maar aan het eind verricht de schrijver een tour-de-force door alle segmenten van het verhaal in elkaar te laten grijpen. Lochte lijkt in dat opzicht op onze eigen Van de Wetering die ook geen intrige nodig heeft om leuke scènes te bedenken, maar toch aan het eind vindt dat er zich een verhaal heeft afgespeeld. Als ik Wim Verstappen was zou ik de rechten op Sleeping Dog kopen om er een genoeglijke rommelige film van te maken. De seksscènes verzint hij er zelf wel bij.
THEO CAPEL