Dubois ontwerpt consciëntieus het eigen bestaan
De angst van Belisarius, een studie van het menselijk tekort
De angst van Belisarius door Pierre H. Dubois Uitgever: Nijgh & Van Ditmar, 188 p., f32,50
Jacques Kruithof
De Byzantijnse geschiedschrijver Procopius liet bij zijn dood een schandaalkroniek na, de Anekdota, die een ander licht werpen op het doen en laten van keizer Justinianus (482-565) dan zijn officiële werken, waarin hij de vorst ophemelde. Ook het extravagante seksleven van keizerin Theodora wordt uit de doeken gedaan, en de succesrijke veldheer Belisarius blijkt zijn leven lang voor allerlei dingen blind geweest te zijn, bijvoorbeeld voor de streken van zijn vrouw, ofschoon hij toch wist dat ze nog met de keizerin in hetzelfde bordeel had gezeten.
In de nieuwe roman van Pierre H. Dubois, De angst van Belisarius, brengt een gesprek over deze strateeg en veroveraar helderheid in het bestaan en denken van enkele hoofdpersonen. De uitleg van zijn daden verklaart plotseling veel over eigen en andermans leven: ‘de angst van Belisarius (...) is herleid tot de essentie: angst voor de werkelijkheid. Hij durft zijn vrouw niet te zien zoals zij is, louter uit zelfbehoud, want hij zou al zijn zelfrespect verliezen (...) Hij is bang voor de keizer en de keizerin van wie hij de misdaden beter kent dan wie ook, maar zijn verantwoordelijkheidsgevoel brengt hem er niet toe daartegen in verzet te komen (...) Dat gebeurt niet uit fysieke angst, want zijn optreden tijdens de oorlogen en veldslagen bewijst zijn persoonlijke moed. Nee, het is morele angst; hij miste (...) de moed om de werkelijkheid onder ogen te zien.’
De angst van Belisarius bestaat uit vier delen. Het eerste gedeelte fungeert als expositie en voert de familie Wisselau ten tonele: de kunstzinnige eigenaar van een drukkerij met zijn vrouw en twee zoons, plus een vriend van de oudste die kind aan huis wordt. Wisselau is overigens in een verhaalfragment uit de dertiende eeuw een beer in het gevolg van Karel de Grote, die bij een bezoek aan de koning der reuzen de boel op stelten zet. Enige relatie met Dubois' roman kan ik verder niet ontwaren.
De overige drie delen volgen afwisselend de drie hoofdpersonen, allen gedurende de Eerste Wereldoorlog geboren, en dus vertegenwoordigers van Dubois' eigen generatie. Het zijn Max, historicus van beroep en vrijgezel sedert de ontdekking dat zijn grote liefde er verscheidene minnaars op na hield, zijn broer Frank, ingenieur en erfgenaam van het bedrijf, gelukkig getrouwd en vader geworden, maar geplaagd door een slecht geweten, en de jeugdvriend Tony Valentijn, die schrijver wordt en in Brussel zijn Anne leert kennen.
Pierre H. Dubois
eddy de jongh
De roman verhaalt hun lotgevallen van de jaren twintig tot in de decennia na de oorlog, een tijdsspanne die alle aanleiding geeft tot reflectie op maatschappelijke en politieke ontwikkelingen, uiteenlopend van het nazisme en de oorlog tot veranderingen in de seksuele en huwelijksmoraal. De hoofdpersonen zijn omgeven door een groot aantal nevenfiguren en figuranten, die bijdragen tot het tijdsbeeld, al zijn ze voor de handeling soms gemakkelijk misbaar.
In het vierde deel worden de verhaallijnen strak getrokken door een reeks gesprekken: eerst over Belisarius, dan een onderhoud van Max met zijn vader, die kort daarna overlijdt, vervolgens neemt Frank zijn broer in vertrouwen over het misdrijf dat hij op zijn kerfstok heeft, en in het slottafereel praat Max met Tony en Anne: de terugblik werkt als een samenvatting en ordening van hun leven, en als een definitief inzicht in menselijke drijfveren en tekortkomingen.
Alle drie kennen de hoofdpersonen iets als de angst van Belisarius: Frank door de verdrongen en verzwegen episode uit zijn diensttijd in Indonesië, Tony als de schrijver die ‘een heleboel dingen waarvoor ik tot nu toe op de vlucht ben geslagen’ onder ogen moet zien, en Max die zich een existentialistisch levensbesef eigen maakt: ‘al onze daden zijn nutteloos zodra men ze heeft verricht’. De aanduiding ‘angst voor de werkelijkheid’, afkomstig van een historica, klinkt mij wat te positivistisch; het gaat om een fundamentele onzekerheid, om twijfel aan de eigen beweegredenen en die van anderen.