Tijdschrift
Nog steeds is Granta (Penguin) een van de leukste tijdschriften die ik voor deze kolom lees. De formule van het blad is simpel: vier keer per jaar verschijnt een flinke paperback (256 p.) met een vrolijk kleurrijk omslag waarin steeds een thematisch geordende bundeling teksten. Er verschenen afleveringen als ‘Autobiography’ met stukken van Breyten Breytenbach, William Boyd, Jaroslav Seifert en anderen, ‘Science’ met onder meer Oliver Sacks, Primo Levi en Italo Calvino en ‘A Literature for Politics’ met onder anderen Milan Kundera, Ariel Dorfman en Nadine Gordimer. De keuze van de auteurs en hun bijdragen is uitstekend. In anthologieën als ‘The Best of Young British Writers’, ‘Dirty Realism - New Writing from America’ en ‘More Dirt’ worden steeds fragmenten van nieuwe, betrekkelijk onbekende schrijvers opgenomen naast werk van meer gevestigde auteurs. Dat geeft je als lezer het gevoel: Hè, staan die en die er ook in, dan zullen die onbekende namen zeker net zo de moeite zijn. En dat gevoel is bij mij nog bij iedere aflevering juist gebleken. Granta 20 (winter 1986) is geheel gewijd aan ‘Travel Writing’. Dat is de tweede selectie over dit onderwerp in Granta. Eerder verscheen Granta 10 met ook in Nederland vertaalde auteurs als Gabriel García Márquez, Jonathan Raban, Colin Thubron, Redmond O'Hanlon, Richard Holmes, Paul Theroux en Jan Morris. Bij dat nummer schreef editor Bill Buford nog een inleiding om de hausse in reisliteratuur te verklaren. De Tweede Wereldoorlog maakte een eind aan een lange periode van reizen en ontdekken. Pas nu, vele jaren na de oorlog, reist er een hele nieuwe generatie volgelingen van Evelyn Waugh en Robert Byron over de wereldbol en schrijft daarover. Buford komt tot de weinig verrassende conclusie dat ‘escape’ de belangrijkste
motivatie van de travelwriters is en dat ze leiden aan een soort verslavend ‘keep moving’. De auteurs zijn ook voor een bijdrage aan Granta nauwelijks te bereiken, steeds zijn ze ergens naartoe onderweg. In latere nummers zijn deze redactionele beschouwingen achterwege gelaten. Granta 20 begint direct met een spannend verslag van Redmond O'Hanlons tocht door de jungle in Venezuela. Als reisgenoot neemt hij in arren moede zijn vriend en casino-exploitant Simon mee, die zijn vriendinnen en zijn borrels onderweg vreselijk mist. Hij eet niet mee met de pot, die uit gevangen dieren en ander inlands voedsel bestaat, maar hij verorbert in sneltreinvaart de hele meegebrachte noodvoorraad rijst en blikjes en schreeuwt midden in zes miljoen vierkante kilometers jungle om zijn tomatenketchup. Hij wordt natuurlijk ook voortdurend belaagd en gestoken door de engste insekten. Plastisch beschrijft O'Hanlon de ontberingen van zijn vriend. Voor Simon wordt de modieuze survival-tocht dus een mislukking, maar Reymono, zoals hij zich op reis noemt, komt bij de moordzuchtige Yanomani aan, waar zijn ‘Amazon Adventure’ een hoogtepunt krijgt als hij met het opperhoofd van deze stam het geestverruimende yoppo-poeder snuift en rookt. Van Salman Rushdie is een hoofdstuk uit het volgende maand in vertaling te verschijnen De glimlach van een jaguar, een heel persoonlijk boek over zijn reis naar Nicaragua, opgenomen. Als kind van de Indiase revolutie voelt hij zich verwant met de strijd van Nicaraguaanse bevolking tegen de Contra's. In ‘Eating Eggs of Love’ bezoekt hij de coöperatie Enrique Acuna. In zijn verhaal klinkt een heel ander soort spanning, namelijk die van de reële angst voor de dood door een aanval van anti-Somoza-aanhangers, door dan in O'Hanlons verslag.
EVA COSSEE